Stoner(63)
Stoner werd overvallen door een gevoel van warmte, liefde en innig respect voor zijn goede vriend. ‘Natuurlijk doe ik dat, Gordon,’ zei Stoner. ‘Dacht je dan dat ik het niet zou begrijpen?’
‘Goed,’ zei Finch. ‘En dan is er nog iets. Op een of andere manier heeft Lomax de president van de universiteit om zijn vinger gewonden en leidt hij hem hier als een braaf hondje rond. Dus kan het nog weleens ernstiger gevolgen hebben dan je denkt. Je hoeft alleen maar te zeggen dat je je hebt bedacht. Je kunt het zelfs mij in de schoenen schuiven – zeggen dat ik je heb overgehaald.’
‘Het gaat er niet om dat ik mijn gezicht red, Gordon.’
‘Dat weet ik,’ zei Finch. ‘Ik zei het verkeerd. Probeer het zo te zien. Wat maakt het voor Walker uit? Natuurlijk, ik weet het: het is een principiële zaak, maar je kunt ook aan een ander principe denken.’
‘Het gaat niet om het principe,’ zei Stoner. ‘Het gaat om Walker. Het zou een ramp zijn om hem op een klas los te laten.’
‘Verdorie,’ zei Finch vermoeid. ‘Als het hem niet niet lukt, gaat hij ergens anders heen en haalt daar zijn diploma, en ondanks alles zou hij het hier zelfs kunnen redden. Je kunt dit ook verliezen, weet je, wat je ook doet. We kunnen de Walkers niet buitensluiten.’
‘Misschien niet,’ zei Stoner. ‘Maar we kunnen het proberen.’
Finch was even stil. Hij zuchtte. ‘Goed. Het heeft geen zin Lomax langer te laten wachten. We kunnen net zo goed meteen door de zure appel heen bijten.’ Hij stond op van zijn bureau en maakte aanstalten om richting de deur te gaan die naar het kleine voorvertrek voerde. Maar hij liep langs Stoner. Die legde zijn hand op zijn arm en hield hem tegen.
‘Gordon, herinner jij je nog wat David Masters zei?’
Verbaasd trok Finch zijn wenkbrauwen op. ‘Waarom kom je nu met David Masters aanzetten?’
Stoner keek de kamer door, blikte uit het raam en probeerde het zich te herinneren. ‘We waren met z’n drieën bij elkaar, en hij zei – iets over de universiteit als gesticht, een oord waar men zich uit de wereld kan terugtrekken, voor de verdrevenen, de invaliden. Maar hij doelde niet op Walker. Dave zou Walker als... de wereld hebben gezien. En we kunnen hem niet binnenlaten. Want als we dat doen, worden we gelijk aan de wereld, even onwerkelijk, net als... We kunnen alleen maar hopen dat we erin slagen hem buiten te sluiten.’
Finch keek hem even aan. Toen grijnsde hij. ‘Wat ben je ook een klootzak,’ zei hij opgewekt. ‘We moeten Lomax nu maar eens te woord staan.’ Hij opende de deur, wenkte, en Lomax trad de kamer binnen.
Hij kwam de kamer zo stijf en formeel binnen dat het lichte hinken van zijn rechterbeen nauwelijks opviel. Zijn smalle, knappe gezicht stond strak en koel, en hij hield zijn hoofd omhoog, zodat zijn nogal lange en golvende haar bijna de bochel raakte die zijn rug onder zijn linkerschouder misvormde. Hij keek geen van beide mannen in de kamer aan. Hij nam een stoel tegenover het bureau van Finch en ging er zo recht mogelijk op zitten, terwijl hij de ruimte tussen Finch en Stoner in staarde. Hij draaide zijn hoofd een beetje richting Finch.
‘Er is een eenvoudige reden dat ik heb verzocht om hier met z’n drieën bijeen te komen. Ik wil weten of professor Stoner zijn onverstandige stem van gisteren heeft heroverwogen.’
‘Meneer Stoner en ik hebben de zaak besproken,’ zei Finch. ‘Ik ben bang dat ik niet in staat ben geweest de zaak op te lossen.’
Lomax draaide zich richting Stoner en staarde hem aan. Zijn lichtblauwe ogen waren dof, alsof er een doorzichtig waas over was neergedaald. ‘Dan ben ik bang dat ik enkele tamelijk ernstige beschuldigingen naar buiten moet brengen.’
‘Beschuldigingen?’ De stem van Finch klonk verbaasd, enigszins kwaad. ‘Je hebt nooit iets gezegd over...’
‘Het spijt me,’ zei Lomax. ‘Maar het is noodzakelijk.’ Hij richtte zich tot Stoner: ‘De eerste keer dat je over Charles Walker sprak, was toen hij je vroeg toegelaten te worden tot jouw postacademische werkgroep. Klopt dat?’
‘Dat klopt,’ zei Stoner.
‘Je voelde er weinig voor om hem toe te laten, nietwaar?’
‘Ja,’ zei Stoner. ‘Er waren al twaalf studenten tot de groep toegelaten.’
Lomax wierp een blik op de aantekeningen in zijn rechterhand. ‘En toen de student je vertelde dat hij mee móést doen, heb je hem met tegenzin toegelaten, terwijl je hem tegelijkertijd vertelde dat zijn toelating de werkgroep eigenlijk zou bederven. Klopt dat?’
‘Niet helemaal,’ zei Stoner. ‘Zoals ik het me herinner, zei ik dat als er nóg iemand tot de werkgroep zou worden toegelaten...’