Stoner(65)
‘Prima. Ik hou er niet van, maar als je je oordeel van gisteren niet verandert, zie ik me genoodzaakt je formeel te beschuldigen.’
Gordon Finch verhief zijn stem: ‘Dan zul je je genoodzaakt zien om wát te doen?’
‘De statuten van de universiteit van Missouri staan het elke medewerker van de faculteit met een vaste aanstelling toe een klacht tegen elke andere medewerker van de faculteit met een vaste aanstelling in te dienen als er dwingende redenen zijn aan te nemen dat de in staat van beschuldiging gestelde medewerker van de faculteit incompetent is, onethisch is, of zijn taak niet vervult in overeenstemming met de ethische normen zoals die in artikel 6, lid 3 van de statuten staan omschreven. Deze klachten, en de ondersteunende bewijzen, zullen door de gehele faculteit worden aangehoord, en aan het eind van de openbare behandeling zal de faculteit ofwel de klachten met tweederde van de stemmen toewijzen, ofwel, bij minder stemmen, afwijzen.’
Met open mond zat Gordon Finch achterover in zijn stoel. Vol ongeloof schudde hij zijn hoofd. Hij zei: ‘Nou, kijk. Deze zaak loopt uit de hand. Dat kun je niet menen, Holly.’
‘Ik verzeker je dat ik dit meen,’ zei Lomax. ‘Dit is een ernstige zaak. Het gaat om het principe. En... en mijn integriteit is in twijfel getrokken. Het is mijn recht om een klacht in te dienen als ik dat gepast acht.’
‘Je zult die nooit staande kunnen houden,’ zei Finch.
‘Toch sta ik in mijn recht om een klacht in te dienen.’
Even keek Finch Lomax aan. Toen zei hij kalm, bijna vriendelijk: ‘Er zal geen klacht worden ingediend. Ik weet niet hoe dit zal worden opgelost, en dat interesseert me eerlijk gezegd ook niet zo. We zullen hier zo dadelijk de kamer uit lopen en proberen te vergeten wat er deze middag gezegd is. Of we zullen op z’n minst doen alsof. Ik wil het niet hebben dat de vakgroep of de universiteit een rotzooi wordt. Er zullen geen klachten worden ingediend. Want,’ voegde hij er beminnelijk aan toe, ‘als dat wel gebeurt, zal ik niet rusten voordat jullie allebei zijn geruïneerd. Ik zal me nergens door laten weerhouden. Ik zal alle mogelijke invloed die ik heb aanwenden. Zo nodig zal ik liegen, als het moet zal ik jullie in de val laten lopen. Ik zal nu aan decaan Rutherford melden dat het oordeel over meneer Walker blijft staan. Als jullie hiermee willen doorgaan, moet je bij hem zijn, bij de president van de universiteit, of bij God. Maar hier in deze kamer kun je er niet meer voor terecht. Ik wil er niets meer over horen.’
Tijdens de toespraak van Finch keek Lomax nadenkend en kalm. Toen Finch klaar was, knikte Lomax bijna terloops en kwam overeind uit zijn stoel. Eenmaal wierp hij een blik op Stoner, en toen liep hij trekkebenend de kamer door en ging naar buiten. Stoner en Finch bleven een poosje in stilte zitten. Uiteindelijk zei Finch: ‘Ik vraag me af wat hij en Walker met elkaar hebben.’
Stoner schudde zijn hoofd. ‘Het is niet wat je denkt,’ zei hij. ‘Ik weet niet wat het is. Ik geloof niet dat ik het wil weten.’
Tien dagen later werd de aanstelling van Lomax als voorzitter van de vakgroep Engels bekendgemaakt. En twee weken daarna werd het collegerooster voor het aankomende jaar onder de medewerkers van de vakgroep verspreid. Zonder zich te verbazen ontdekte Stoner dat hij, in elk van de twee semesters waaruit het academische jaar bestond, drie eerstejaarscolleges steloefeningen en een tweedejaars overzichtscollege toegewezen had gekregen. Zijn ouderejaarscollege interpretatie van middeleeuwse literatuur en zijn postdoctorale werkgroep waren uit het programma weggevallen. Het was, zo besefte Stoner, het soort programma dat een beginnende medewerker kan verwachten. In sommige opzichten was het nog beroerder. Want het rooster zat zo in elkaar dat hij zes dagen per week op merkwaardige, wijd uit elkaar liggende momenten college moest geven. Hij verzette zich niet tegen dit rooster en besloot het komende jaar te doceren alsof er niets aan de hand was.
Maar voor het eerst sinds hij als docent was begonnen, leek het hem mogelijk dat hij de universiteit zou moeten verlaten, dat hij elders zou moeten doceren. Hij sprak met Edith over de mogelijkheid, en ze keek hem aan alsof hij haar had geslagen.
‘Dat zou ik niet kunnen,’ zei ze. ‘O, dat zou ik niet kunnen.’ En vervolgens, zich ervan bewust dat ze door haar angst te tonen zichzelf had blootgegeven, werd ze kwaad. ‘Wat denk je?’ vroeg ze. ‘Ons huis – ons prachtige huis! En onze vrienden. En de school van Grace. Het is niet goed voor kinderen om van de ene school naar de andere gesleept te worden.’
‘Misschien is het wel nodig,’ zei hij. Hij had haar niks verteld over het incident met Charles Walker en de betrokkenheid van Lomax. Maar algauw bleek ze er alles vanaf te weten.