Stoner(66)
‘Onbezonnen,’ zei ze. ‘Volkomen onbezonnen.’ Maar haar woede was merkwaardig afgeleid, bijna ongeïnteresseerd. Haar bleekblauwe ogen dwaalden, nadat ze hem hadden aangekeken, af en bleven terloops op toevallige voorwerpen in de woonkamer rusten, alsof ze zichzelf van hun blijvende aanwezigheid verzekerde. Haar dunne, ietwat sproeterige vingers bewogen zich onrustig. ‘O, ik weet alles van die problemen van je. Ik heb me nooit met je werk bemoeid, maar eerlijk waar, wat ben jij eigenwijs. Ik bedoel, het gaat ook over Grace en mij! En van ons kun je niet verwachten dat we, alleen maar omdat jij jezelf in zo’n onmogelijke positie hebt gebracht, ons boeltje pakken en verhuizen.’
‘Maar het is, gedeeltelijk tenminste, voor jou en Grace dat ik erover nadenk. Het is niet waarschijnlijk dat ik, als ik hier blijf, veel verder kom in de vakgroep.’
‘O,’ zei Edith afstandelijk, terwijl ze bitterheid in haar stem legde, ‘dat maakt niet uit. Tot nu toe zijn we arm geweest. Ik zie niet in waarom we zo niet kunnen doorgaan. Je had op voorhand moeten bedenken waartoe het allemaal zou leiden. Een manke!’ Plotseling veranderde haar toon, en ze lachte toegeeflijk, bijna vrolijk. ‘Eerlijk waar, sommige dingen zijn zo belangrijk voor jou. Wat zou het nou uitmaken?’
En ze wilde niet overwegen Columbia te verlaten. Als het er ooit van kwam, zei ze, konden Grace en zij altijd nog bij tante Emma intrekken. Ze begon erg zwak te worden en zou het gezelschap zeer waarderen.
Dus verwierp hij de mogelijkheid bijna op hetzelfde moment als waarop hij erover was begonnen. Die zomer moest hij college geven, en hij interesseerde zich vooral voor twee van zijn colleges. Ze waren gepland voordat Lomax voorzitter werd. Hij besloot er al zijn aandacht op te richten, want hij wist dat het weleens een poosje kon duren voordat hij de colleges weer zou geven.
XI
Een paar weken na aanvang van het najaarssemester van 1932 werd het Stoner duidelijk dat zijn strijd om Charles Walker uit het postdoctorale curriculum Engels te weren vergeefs was geweest. Na de zomervakantie keerde Charles Walker op de campus terug alsof hij triomfantelijk een arena betrad. En toen hij Stoner in de gangen van Jesse Hall zag, boog hij zijn hoofd ironisch voorover en grijnsde hem boosaardig toe. Van Jim Holland hoorde Stoner dat decaan Rutherford de officiële bekendmaking van het oordeel van afgelopen jaar had vertraagd en dat uiteindelijk was besloten dat Walker zijn mondelinge overzichtstentamen nogmaals mocht afleggen, waarbij de examinatoren door de voorzitter van de vakgroep werden uitgekozen.
Toen was de strijd gestreden, en Stoner was bereid de handdoek in de ring te gooien. Maar de strijd was niet voorbij. Als Stoner Lomax in de gang of bij een vergadering van de vakgroep tegenkwam, sprak hij met hem zoals hij voordien met hem had gesproken, alsof er niets tussen hen was voorgevallen. Maar Lomax wilde niet op zijn groeten reageren. Hij staarde kil voor zich uit en ontweek zijn blik, alsof hij daarmee wilde zeggen dat hij zich niet wilde verzoenen.
Op een dag, tegen het eind van de herfst, wandelde Stoner terloops de kamer van Lomax in en bleef minutenlang naast zijn bureau staan, totdat Lomax, onwillig, met gespannen lippen en een harde blik in zijn ogen, naar hem opkeek.
Toen hij besefte dat Lomax niet het woord zou nemen, zei Stoner onbeholpen: ‘Kijk, Holly, het is afgelopen. Kunnen we er nu gewoon mee ophouden?’
Lomax keek hem strak aan.
‘We hebben een meningsverschil gehad, maar dat is niet ongebruikelijk,’ vervolgde Stoner. ‘We zijn bevriend geweest, en ik zie geen aanleiding om...’
‘We zijn nooit bevriend geweest,’ zei Lomax stellig.
‘Goed,’ zei Stoner. ‘Maar we moeten toch verder. We kunnen zo onze meningsverschillen hebben, maar, in ’s hemelsnaam, die hoeven we niet zo openlijk te tonen. Zelfs de studenten begint het op te vallen.’
‘En daar doen die studenten goed aan,’ zei Lomax verbitterd, ‘aangezien de loopbaan van een van hen bijna was geruïneerd. Een briljante student, met als enige vergrijp zijn fantasie, en enthousiasme en integriteit waardoor hij met je in conflict kwam – en ja, dat zou ik net zo goed kunnen zeggen: met een ongelukkige lichamelijke aandoening die bij een normaal menselijk wezen sympathie zou hebben opgeroepen.’ Met zijn goede rechterhand hield Lomax een pen vast, die trilde. Bijna vol afschuw drong tot Stoner door dat Lomax het serieus en onherroepelijk meende. ‘Nee,’ vervolgde Lomax emotioneel, ‘dat kan ik je niet vergeven.’
Stoner probeerde te voorkomen dat zijn stem strak klonk. ‘Het is niet een kwestie van vergiffenis. Het is eenvoudigweg een kwestie van hoe we ons tegenover elkaar gedragen, zodat de studenten en de andere leden van de vakgroep er niet al te zeer last van hebben.’