Reading Online Novel

Stoner(62)



‘Meneer Walker!’ riep Lomax, en hij liep trekkebenend op hem af.

Walker ging staan. Hij was een half hoofd groter dan Lomax, zodat hij op hem neer moest kijken.

‘Meneer Walker, ik ben hierheen gestuurd om u te vertellen dat de commissie niet in staat is geweest tot een overeenstemming over uw tentamen te komen. U zult er overmorgen over worden geïnformeerd. Maar ik verzeker u...’ Zijn stem zwol aan. ‘Ik verzeker u dat u zich nergens zorgen over hoeft te maken. Absoluut niet.’

Even stond Walker hen met onderkoelde blik een voor een aan te kijken. ‘Ik wil u nogmaals bedanken, heren, voor uw aandacht.’ Hij keek Stoner aan, en heel even plooiden zijn lippen zich tot een glimlach.

Zonder een woord te zeggen maakte Gordon Finch zich uit de voeten. Stoner, Rutherford en Holland wandelden samen de gang uit. Lomax bleef achter, serieus in gesprek met Walker.

‘Nou,’ zei Rutherford, die tussen Stoner en Holland in liep, ‘een onaangename zaak. Hoe je er ook tegenover staat, het blijft een onaangename zaak.’

‘Nou en of,’ zei Stoner, en hij keerde zich van hen af. Hij liep bij de marmeren trappen naar beneden – hoe dichter hij de eerste verdieping naderde, hoe vlugger zijn voetstappen werden – en ging naar buiten. Hij snoof een diepe teug van de rokerige namiddaglucht op en ademde nogmaals in, alsof hij een zwemmer was die juist boven water kwam. Toen wandelde hij langzaam naar huis.



Aan het begin van de volgende middag, nog voor hij de kans had om te lunchen, kreeg hij een telefoontje van de secretaresse van Gordon Finch, met het verzoek onmiddellijk naar zijn kamer te komen.

Finch zat ongeduldig te wachten toen Stoner binnenkwam. Hij kwam overeind en gebaarde Stoner plaats te nemen op de stoel die hij naast zijn bureau had neergezet.

‘Gaat het over die toestand met Walker?’ vroeg Stoner.

‘In zekere zin,’ antwoordde Finch. ‘Lomax heeft me gevraagd bijeen te komen om te proberen de zaak te regelen. Dat zou er weleens onaangenaam aan toe kunnen aan. Voordat Lomax hier komt, wil ik even onder vier ogen met je spreken.’ Hij ging weer zitten en draaide een poosje op zijn bureaustoel heen en weer, terwijl hij Stoner nadenkend aankeek. ‘Lomax is een goeie kerel,’ zei hij abrupt.

‘Dat weet ik,’ zei Stoner. ‘In zekere zin is hij de beste man van de vakgroep.’

Finch vervolgde zijn verhaal alsof Stoner niks had gezegd: ‘Hij heeft zijn nukken, maar die steken niet vaak de kop op. En als dat wel gebeurt, kan hij er meestal goed mee overweg. Het is bijzonder ongelukkig dat deze toestand zich juist nu voordoet. De timing is krankzinnig beroerd. Uitgerekend op dit moment een breuk in de vakgroep...’ Finch schudde zijn hoofd.

‘Gordon,’ zei Stoner, niet op zijn gemak, ‘ik hoop dat je niet...’

Finch stak zijn hand op. ‘Wacht,’ zei hij. ‘Ik had het je eerder moeten vertellen. Maar het mocht niet eerder bekend worden, en het was nog niet echt officieel. Het is nog altijd vertrouwelijk, maar... Weet je nog dat ik een paar weken geleden met je over het voorzitterschap heb gesproken?’

Stoner knikte.

‘Prima. Het is Lomax. Hij is de nieuwe voorzitter. Het is erdoor, het staat vast. De suggestie kwam van hogerhand, maar ik moet zeggen dat ik erin ben meegegaan.’ Hij lachte kort. ‘Niet dat ik in de positie was om iets anders te doen. Maar zelfs als dat wel zo zou zijn geweest, zou ik erin zijn meegegaan – toen. Nu ben ik daar niet meer zo zeker van.’

‘Ik begrijp het,’ zei Stoner peinzend. Na een moment stilte liet hij erop volgen: ‘Ik ben blij dat je dat niet aan me hebt verteld. Ik denk niet dat het iets zou hebben uitgemaakt, maar het heeft de zaak in elk geval niet kunnen vertroebelen.’

‘Godverdomme, Bill,’ zei Finch. ‘Je moet het goed begrijpen. Die hele Walker, of Lomax, of – maar jij bent een goede vriend – die kunnen me geen zak schelen. Kijk. Ik denk dat je gelijk hebt. Verdomme, ik wéét dat je gelijk hebt. Maar laten we praktisch zijn. Lomax vat het allemaal erg serieus op, en hij zal het er niet bij laten zitten. En als het tot een confrontatie komt, zal het een afschuwelijke bende worden. Lomax kan rancuneus zijn, dat weet jij even goed als ik. Hij kan je niet ontslaan, maar al het andere kan hij verdomme wel voor elkaar krijgen. En tot op zekere hoogte zal ik met hem moeten meegaan.’ Weer lachte hij, verbitterd. ‘Verdorie, ik zal een heel eind met hem moeten meegaan. Als een decaan de beslissingen van de voorzitter van een vakgroep begint terug te draaien, dan moet hij hem dat voorzitterschap ontnemen. Als Lomax zijn boekje te buiten gaat, zou ik hem zijn voorzitterschap kunnen ontnemen. Of dat zou ik op z’n minst kunnen proberen. Dat zou me misschien nog lukken ook, of niet. Maar zelfs als ik dat zou doen, zou er een strijd ontstaan die de vakgroep volledig zou splijten, misschien zelfs de hele universiteit. En, godverdomme...’ Plotseling was Finch uit het veld geslagen. Hij mompelde: ‘Godverdomme, ik moet aan de universiteit denken.’ Hij keek Stoner recht in zijn gezicht. ‘Begrijp je wat ik probeer te zeggen?’