Een
‘Alles bestaat uit energie.’
Damens donkere ogen kijken me ernstig aan, dwingen me te luisteren – echt te luisteren naar wat hij zegt. ‘Alles om ons heen...’ Zijn arm maakt een wijde boog die ook de zwakker wordende horizon in de verte bestrijkt. Het is bijna donker. ‘Alles in ons universum wat massief lijkt, is dat in werkelijkheid niet; het is allemaal energie. Pure, vloeiende energie. Wij kunnen wel waarnemen dat dingen bestaan in massieve, vloeibare of gasvorm, maar op kwantumniveau zijn het slechts kleine deeltjes binnen andere deeltjes. Het is allemaal energie.’
Ik pers mijn lippen op elkaar en knik. In mijn hoofd overschreeuwt mijn eigen innerlijke stem de zijne, roepend: vertel het hem dan! Vertel het hem nu! Niet steeds maar uitstellen! Toe, dan heb je het gehad. Schiet op, anders gaat hij weer verder!
Maar ik zeg geen woord. Het lukt niet. Ik wacht tot hij verder praat, zodat ik het moment van de waarheid weer voor me uit kan schuiven.
‘Til je hand eens op.’ Hij houdt zijn hand met de handpalm omhoog voor hij hem naar de mijne beweegt. Langzaam til ik mijn arm op, voorzichtig om hem op geen enkele manier aan te raken. ‘Vertel eens wat je nu ziet.’
Ik kijk hem vragend aan, benieuwd waar hij naartoe wil, en haal mijn schouders op. ‘Een bleke huid, lange vingers, hier en daar een sproetje, nagels die wel een manicure kunnen gebruiken...’
‘Precies.’ Hij grijnst alsof ik geslaagd ben voor de makkelijkste overhoring aller tijden. ‘Maar als je het zou kunnen zien zoals het werkelijk is, dan zou je dat niet zeggen. Dan zou je een zwerm moleculen zien met daarin protonen, neutronen, elektronen en quarks. En binnen in die minieme quarks, in het kleinste puntje, zou je niet veel meer ontdekken dan pure, pulserende energie die zo langzaam beweegt dat ze massief en compact lijkt en die tegelijkertijd zo snel beweegt dat niemand met het blote oog kan zien hoe ze eruitziet.’
Ik staar hem aan en weet niet of ik het geloof. En hij bestudeert deze materie dus al honderden jaren.
‘Echt waar, Ever, niets is los van elkaar te zien.’ Hij buigt naar me toe en komt lekker op dreef. ‘Alles is één geheel. Dingen die eruitzien als een massa, zoals jij en ik en het zand waarop we zitten, zijn eigenlijk allemaal een bundeling van energie die zo langzaam beweegt dat ze massief lijkt. Geesten en spoken bewegen op hun beurt zo vlug dat mensen ze bijna niet kunnen waarnemen.’
‘Ik kan Riley wel zien,’ herinner ik hem aan de tijd die ik met mijn overleden zusje doorbracht. ‘Althans, dat kon ik voor ze de brug overstak en naar het hiernamaals verdween.’
‘Dat is precies de reden dat je haar nu niet meer kunt zien.’ Hij knikt. ‘Haar moleculen bewegen te snel. Al zijn er mensen die ze nog wel kunnen waarnemen.’
Ik staar naar de oceaan voor ons, de golven die elkaar in een rustig tempo opvolgen. De oceaan is eindeloos, oneindig en onsterfelijk. Net als wij.
‘Til je hand nu nog eens op en hou hem zo dicht tegen mijn hand aan dat we elkaar net niet raken.’
Ik aarzel en speel met het zand. Ik heb er geen behoefte aan. Wat hij niet weet, en ik wel, is de prijs die we moeten betalen, de enorme gevolgen die zelfs de kleinste aanraking met zich meebrengt. Daarom durf ik hem niet meer aan te raken sinds afgelopen vrijdag. Ik kijk op en zie zijn hand, in afwachting van de mijne. Ik haal diep adem, til mijn hand op en hap naar lucht als hij zijn hand zo dichtbij brengt dat er nog geen haar tussen past.
‘Voel je dat?’ Hij glimlacht. ‘De tinteling en de warmte? Dat komt doordat jouw energie contact maakt met mijn energie.’ Hij beweegt zijn hand naar achteren en naar voren en manipuleert de aantrekkingskracht van het energieveld tussen ons in.
‘Maar als we allemaal verbonden zijn, zoals jij beweert, waarom voelt het dan niet zo?’ De magnetische kracht tussen ons valt niet te ontkennen. Ik geniet van de heerlijke warmte die door me heen trekt.
‘We zijn ook allemaal onderling verbonden, we zijn gemaakt van hetzelfde pulserende materiaal. Sommige energie geeft je een koud of lauwwarm gevoel. Maar ontmoet je de ware, dan voelt het zo.’
Ik sluit mijn ogen en wend mijn hoofd af. De tranen stromen over mijn wangen en ik kan ze niet tegenhouden. Ik mag de aanraking van zijn huid niet meer voelen, evenmin als zijn lippen en de warmte van zijn lichaam tegen het mijne. Deze elektrische spanning tussen ons, daar moet ik het mee doen, dankzij de kolossale blunder die ik heb begaan.
‘De wetenschap kan nu pas bewijzen wat metafysici en belangrijke spirituele leiders al eeuwenlang weten. Alles is energie. Alles is een.’
Ik hoor de glimlach in zijn stem als hij naar me toe buigt en zijn vingers in de mijne wil vlechten. Maar ik trek mijn hand weg en zie nog net de gekwetste blik in zijn ogen. Die zie ik wel vaker – sinds ik hem gedwongen heb het tegengif te drinken dat hem zijn leven redde. Hij vraagt zich af waarom ik zo stil ben, zo teruggetrokken en afstandelijk. Ik wil hem niet aanraken, terwijl ik een paar weken geleden niet van hem af kon blijven. Hij neemt – ten onrechte – aan dat het komt door zijn asociale gedrag in de tussentijd: het geflirt met Stacia, zijn gemene houding naar mij. Maar dat is het niet. Hij was onder hypnose gebracht door Roman, net als de rest van de school. Het was niet zijn schuld.