Ze springt van de ene voet op de andere. ‘Toe, zeg. Wat valt er nou nog uit te leggen? Als ik hoger kan springen, sneller kan rennen, nooit meer ouder word of zwakker... Wat blijft er dan over? Volgens mij kan ik er de rest van de eeuwigheid wel tegenaan zo.’
Ik kijk nerveus om ons heen, wetende dat ik haar enthousiasme moet zien te remmen voor ze echt gekke dingen gaat doen. Straks trekt ze te veel aandacht en dat risico kunnen we niet nemen. ‘Haven, alsjeblieft, ga even zitten. Ik meen het. Er is nog meer. Een hele hoop meer,’ fluister ik vrij kortaf en bevelend, maar zonder indruk te maken. Ze blijft staan, schudt haar hoofd en weigert mee te werken. Ze is nu al zo betoverd door haar nieuwe krachten dat ze van tegendraads meteen doorschiet naar strijdlustig.
‘Je doet overal altijd zo ernstig en krampachtig over, Ever. Ik meen het. Al-les wat je zegt en doet is altijd zo ontzettend bloedserieus. Echt, hoor. Je geeft me de sleutels tot het paradijs en dan wil je dat ik braaf blijf zitten zodat je me kunt vertellen over alle negatieve dingen? Dat is toch geschift?’ Ze rolt met haar ogen. ‘Kom op, relax een beetje, ja? Laat me nou eerst even spelen en het uitproberen. Kijken wat ik allemaal kan. Zullen we een wedstrijdje rennen? Degene die vanaf de stoep als eerste bij de bieb is, wint!’
Ik schud mijn hoofd en zucht diep. Ik wil dit niet hoeven doen, maar ik kan niet anders dan telekinese gebruiken. Dat is het enige wat hier een eind aan maakt en haar laat merken wie de baas is. Ik knijp mijn ogen toe en concentreer me op haar stoel, die ik over de tegels laat schuiven tot hij tegen haar knieholtes botst en ze erin valt.
‘Hé, dat deed zeer, hoor!’ Ze wrijft over haar benen en kijkt me kwaad aan.
Ik haal mijn schouders op. Ze is onsterfelijk – blauwe plekken krijgt ze er niet van. Ik heb haar nog zoveel te vertellen, maar als ze zo doorgaat is er veel te weinig tijd voor. Dus buig ik over de tafel naar haar toe en wacht tot ik haar volle aandacht heb. ‘Neem één ding van mij aan: je kunt het spel niet spelen zonder de regels te kennen. En als je de regels niet kent, is de kans groot dat je iemand – of jezelf – kwetst of erger.’