‘Ik zou je ook graag mee willen hebben,’ zegt hij, terwijl hij aan de knoppen van mijn autoradio prutst, op zoek naar een liedje dat past bij zijn goede humeur. ‘Misschien kunnen we een keertje met z’n allen naar Europa zodra we ons diploma op zak hebben? Met een Eurail-ticket overal naartoe, overnachten in een jeugdherberg, rondtrekken met niet veel meer dan een rugzak. Wauw, hoe gaaf is dat? Gewoon wij met z’n zessen: jij en Damen, Haven en Josh, ik en weet-ik-wie...’
‘Weet-ik-wie?’ Ik kijk hem strak aan. ‘Wat bedoel je daarmee?’
‘Ach, ik ben gewoon realistisch.’ Hij haalt zijn schouders op.
‘Vast wel.’ Ik rol met mijn ogen. ‘Sinds wanneer?’
‘Sinds ik gisteravond hoorde dat ik naar Italië ga.’ Hij grinnikt en laat een hand door zijn ultrakorte haar glijden. ‘Luister, Holt is een geweldige gozer en zo, dat meen ik echt. Maar ik ga mezelf niet voor de gek houden; ik maak er niet meer van dan het is. Het lijkt wel alsof we een soort houdbaarheidsdatum hebben, weet je? Een toneelstuk in drie bedrijven met elk een vastomlijnd begin, midden en einde. Niet zoals jij en Damen. Bij jullie werkt dat anders. Jij zit voor de rest van je leven aan hem vast.’
‘Aan hem vast?’ Ik kijk hoofdschuddend opzij terwijl ik afrem voor het stoplicht. ‘Dat klinkt meer als een gevangenisstraf dan een ze-leefden-nog-lang-en-gelukkig.’
‘Je weet best wat ik bedoel.’ Hij inspecteert zijn gemanicuurde handen en draait zijn felroze Tracy Turnblad-nagels heen en weer. ‘Jullie tweetjes zijn gewoon zo op elkaar afgestemd, zo verbonden met elkaar. En dat bedoel ik letterlijk; jullie kunnen nooit van elkaar afblijven.’
Dat is nu wel anders, denk ik. Ik slik en trap het gaspedaal flink in zodra het licht op groen springt. Met gierende banden rijd ik over het kruispunt, een dik spoor zwart rubber achterlatend op straat. Ik weiger langzamer te rijden tot ik aankom op het parkeerterrein. Daar zoek ik de omgeving af naar Damen, die zijn auto altijd neerzet naast de beste plek van school, die hij voor mij reserveert.
Zelfs nadat ik de handrem erop zet, is hij nog nergens te bekennen. Maar net als ik wil uitstappen en me zorgen begin te maken over waar hij is, verschijnt hij plotseling vlak naast me en legt zijn hand op de auto. Hij draagt een handschoen.
‘Waar is je auto?’ vraagt Miles terwijl hij zijn portier dichtslaat en zijn rugzak over zijn schouder slingert. ‘En wat heb je met je hand gedaan?’
‘Weggedaan,’ antwoordt Damen, kijkend naar mij. Dan werpt hij een blik op Miles, registreert de verwarde uitdrukking en voegt toe: ‘De auto, niet de hand.’
‘Heb je hem ingeruild?’ vraag ik, vooral omdat Miles nog meeluistert. Damen hoeft niets in te ruilen, terug te brengen of te kopen zoals gewone mensen. Hij kan alles wat hij wil uit het niets laten verschijnen. Manifesteren, heet dat.
Dan kijkt hij mij weer aan en loopt met me mee naar het hek. Glimlachend antwoordt hij: ‘Nee, ik heb hem aan de kant van de weg gezet met de sleutel in het contact en de motor aan.’
‘Wát?’ roept Miles van schrik uit. ‘Wil je zeggen dat je jouw glimmende, zwarte, BMW M6 Coupé echt gewoon langs de weg hebt laten staan?’
Damen knikt.
‘Maar dat ding kost meer dan anderhalve ton!’ Miles hapt naar lucht en zijn gezicht loopt rood aan.
‘O ja, wel aardig wat meer ook,’ stemt Damen lachend in. ‘Vergeet niet dat alles erop en eraan zat qua extra opties en aanpassingen.’
Miles staart hem aan en zijn ogen ploppen bijna uit zijn hoofd. Hij snapt niet hoe iemand zoiets kan doen – laat staan waarom. ‘Eh, oké... Nog even zodat ik het goed begrijp: je werd vanochtend wakker en dacht: hé, wat maakt het ook uit, ik laat mijn achterlijk dure, luxe auto fijn langs de weg staan met de sleutel erin... ZODAT DE EERSTE DE BESTE HEM ZOMAAR KAN MEENEMEN?’
Damen haalt zijn schouders op. ‘Zoiets ja.’
‘Mocht het je nog niet opgevallen zijn,’ gaat Miles verder voor hij helemaal hyperventileert, ‘er zijn mensen in je kennissenkring die niet elke dag met de auto komen. Sommige mensen hebben zulke gemene ouders dat ze voor een lift voorgoed afhankelijk zijn van vrienden!’
‘Sorry.’ Damen trekt een schouder omhoog en maakt een handgebaar. ‘Daar had ik niet aan gedacht. Maar het was allemaal voor een goed doel, als dat helpt.’
Hij kijkt naar mij op zijn speciale manier tot onze blikken elkaar kruisen. Ik voel de gebruikelijke warmte door me heen gaan, maar tegelijkertijd bekruipt me het gevoel dat het dumpen van de auto nog maar het begin is van zijn plannen.
‘Hoe ben je hier gekomen?’ vraag ik als we bij het hek aankomen waar Haven ons opwacht.