Het Pantserhart(308)
‘Op die manier ben jij uit je huis vertrokken zonder dat ik het heb gezien?’
Tony lachte. ‘Dacht je nu echt dat jij óns schaduwde? Ik heb jullie in de gaten gehouden vanaf het moment dat jullie hier aankwamen. Goma is een kleine stad met weinig geld, maar met een overzichtelijk machtsapparaat. Het was erg naïef van Harry en jou om hier alleen heen te komen.’
‘Wie is hier naïef?’ zei Kaja. ‘Wat denk je dat er zal gebeuren als bekend wordt dat er twee Noorse politiemensen in Goma zijn verdwenen?’
Tony trok zijn schouders op. ‘Kidnapping komt tamelijk veel voor in Goma. Het zou me niet verbazen als de plaatselijke politie binnenkort een brief ontvangt van het bevrijdingsleger met de opdracht een ongehoorde som geld te betalen in ruil voor jullie twee en de vrijlating van beruchte tegenstanders van president Kabila’s regime. De onderhandelingen zullen een paar dagen duren, maar zullen tot niets leiden omdat de eisen onmogelijk te vervullen zijn. En vervolgens ziet niemand jullie ooit weer terug. Dagelijkse kost, Kaja.’
Kaja probeerde in het spiegeltje Lene Galtungs blik te vangen, maar die keek de andere kant op.
‘Hoe zit het met haar?’ zei Kaja luid. ‘Weet ze dat jij al die mensen hebt vermoord, Tony?’
‘Dat weet ze nu,’ zei Tony. ‘En ze begrijpt me. Zo gaat dat met ware liefde, Kaja. En daarom gaan Lene en ik vanavond trouwen. Jullie zijn uitgenodigd.’ Hij lachte. ‘We zijn onderweg naar de kerk. Ik geloof dat het een heel plechtige ceremonie wordt als we elkaar eeuwige trouw beloven. Of niet, Lene?’
Op dat moment boog Lene naar voren in haar stoel en Kaja zag de reden van haar naar achteren getrokken schouders: haar handen zaten op haar rug samengebonden met roze plastic strips. Tony leunde naar haar toe, greep Lene bij haar schouder en trok haar hardhandig terug. Op hetzelfde moment draaide Lene zich naar hen om en Kaja schrok. Lene Galtung was bijna onherkenbaar. Haar gezicht was vlekkerig van het huilen, rond haar ene oog was het dik en haar lippen werden gedwongen een o te vormen. In die o was dof glanzend metaal te zien. Aan de bol hing een kort rood draadje.
De woorden die Tony zei, waren voor Kaja een echo van een ander intiem moment op de drempel van de dood: ‘Tot de dood ons scheidt.’
Harry ging achter het rek met maskers staan terwijl de gedaante van het trapje stapte, zich omdraaide en de lantaarn rondzwaaide. Er waren geen betere verstopplekken, het was slechts een kwestie van tijd voor hij werd ontdekt. Harry deed zijn ogen dicht om niet verblind te raken door het licht terwijl hij met zijn linkerhand het doosje met patronen opende. Hij pakte vier patronen, zijn vingers wisten precies wat vier patronen waren. Hij klapte met zijn rechterhand de patroonhouder naar links, probeerde de automatische handelingen vanzelf te laten gebeuren, zoals hij dat had gedaan in zijn eenzame uren in Cabrini Green, waar hij puur uit verveling trainde om snel te laden. Maar het was hier niet eenzaam genoeg. En hij verveelde zich ook niet. Zijn vingers beefden. Hij zag de rode binnenkant van zijn ooglid toen het licht op zijn gezicht viel. Hij zette zich schrap. Maar het schot kwam niet. Het licht verdween. Hij was niet dood, nog niet. Zijn vingers luisterden. Ze schoven de patronen in vier van de zes lege gaten, ontspannen, snel, met één hand. De houder klikte op zijn plek. Harry opende zijn ogen op het moment dat het licht op zijn gezicht viel. Verblind richtte hij op het licht.
Het licht verdween en ging over het plafond. De echo van het schot weerklonk nog terwijl er een hard kabaal was van de lantaarn die om zijn as tolde en als een vuurtoren de muren bescheen.
‘Kinzonzi! Kinzonzi!’
De lantaarn bleef tegen het rek liggen. Harry schoot naar voren, greep hem, ging op zijn rug op de grond liggen, hield de lantaarn met gestrekte arm zo ver mogelijk van zichzelf vandaan, zette zijn been tegen het rek en schoof naar het trapje zodat het luik precies recht boven hem was. Toen kwamen de kogels. Ze klonken als zweepslagen en hij voelde de betonsplinters tegen zijn armen en borst spatten. Harry mikte en schoot op de gedaante in het licht die wijdbeens boven het luik stond. Drie snelle schoten.