Het Pantserhart(306)
‘Doe de lantaarn aan.’
Oudry deed wat hem gezegd was.
Kinzonzi staarde naar de andere kant van de kamer. Aan een spijker in de muur boven het bed hing een geldbiljet, doordrenkt van het bloed, dat ook over de muur liep. Op het bed, in een plas geel braaksel, lag een bloederige metalen bal met lange naalden die er als zonnestralen uitstaken. Maar geen blanke politieman.
De deur. Kinzonzi draaide zich snel om met zijn pistool schietklaar.
Niemand.
Hij ging op zijn knieën liggen en keek onder het bed. Niemand.
Oudry deed de deur van de enige kast open. Leeg.
‘Hij is gevlucht,’ zei Oudry tegen Kinzonzi, die bij het bed stond en een vinger in de matras duwde.
‘Wat is dat?’ vroeg Oudry, die dichterbij was gekomen.
‘Bloed.’ Hij pakte de lantaarn die Oudry vasthad. Scheen over de vloer. Volgde het bloedspoor tot het midden in de kamer stopte. Een luik met een ijzeren ring. Hij stapte op het luik af, rukte het omhoog en verlichtte de donkere ruimte eronder. ‘Haal je geweer, Oudry.’
Zijn kameraad verdween naar buiten en kwam terug met zijn ak-47-geweer.
‘Dek me,’ zei Kinzonzi, die op de eerste tree ging staan.
Zodra hij helemaal beneden was, nam hij zijn pistool en de lantaarn in beide handen en draaide rond. De lichtbundel gleed over de kasten en planken langs de muur. Bescheen het vrijstaande rek met witte, groteske maskers op de planken. Een met nagels als wenkbrauwen, een dat levensecht leek met een roodgeverfde, asymmetrische mond die helemaal tot aan één oor openstond, een met lege ogen en een speer getatoeëerd op beide wangen. De lichtbundel gleed over de planken op de andere muur. En ineens stopte hij. Kinzonzi verstijfde. Wapens. Geweren. Munitie. De hersenen zijn een geweldige computer. In een fractie van een seconde kunnen ze talloze data registreren, combineren en deduceren tot een juist antwoord. Dus toen Kinzonzi de lantaarn weer langs de maskers liet gaan, was het juiste antwoord al geformuleerd. Het licht viel op het witte masker met de asymmetrische mond. De kiezen in de mond waren te zien. Er glinsterde iets roods. Op dezelfde manier als het bloed op de muur onder de spijker had geblonken.
Kinzonzi had nooit het idee gehad dat hij lang zou leven of dat hij op een andere manier zou doodgaan dan in een gevecht.
De hersenen gaven de opdracht aan de vinger om de trekker van het pistool in te drukken. De hersenen zijn een fantastische computer.
In de loop van een microseconde ging de vinger naar achteren. Op het moment dat de hersenen alles hadden opgeslagen. Het antwoord hadden. En wisten wat de uitslag zou zijn.
Harry wist dat er maar één oplossing was. En dat er geen tijd was om af te wachten. Daarom had hij zijn hoofd tegen de spijker geslagen, iets hoger dit keer. Hij had amper gevoeld dat de spijker zijn wang had geperforeerd en de metalen bal in zijn mond had geraakt. Daarna was hij over het bed geschoven, duwde zijn hoofd stevig tegen de muur en was met zijn volle gewicht naar achteren gegaan terwijl hij de spieren in zijn wang spande. Eerst was er niets gebeurd, toen was de misselijkheid gekomen. En de paniek. Als hij nu overgaf, met de Leopoldsappel in zijn mond, zou hij verdrinken. Maar hij kon het niet tegenhouden, hij voelde zijn maag samentrekken om de eerste lading door zijn slokdarm omhoog te persen. Wanhopig tilde Harry zijn hoofd en heupen op. En liet zich weer hard vallen. En voelde dat de huid van zijn wang toegaf, kapotscheurde, kapotgetrokken door de spijker. Hij voelde het bloed in zijn mond lopen, zijn luchtpijp in, zijn hoestreflex werd geactiveerd, hij voelde de spijker tegen zijn voortanden. Harry greep in zijn mond, maar de appel was glibberig van het bloed, zijn vingers gleden langs het metaal. Hij bracht zijn hand achter de bal en duwde terwijl hij met zijn andere hand zijn kaak naar beneden trok. Hij hoorde hem langs zijn tanden schrapen. Toen – met een enorme kracht – kwam het braaksel.