Reading Online Novel

Het Pantserhart(307)



                Misschien was de appel daardoor naar buiten geduwd. Harry lag met zijn hoofd tegen de muur en keek naar het glimmende martelwerktuig dat op de matras baadde in zijn braaksel.

                Hij kwam overeind, naakt en op wankele benen. Hij was vrij.

                Hij wankelde naar de deur toen hij bedacht waarom hij hierheen was gekomen. Pas bij de derde poging kreeg hij het luik omhoog. Hij glibberde in zijn eigen bloed op het trapje en viel in het stikdonker. Terwijl hij op de betonnen vloer lag te hijgen, hoorde hij een auto aan komen rijden en stoppen. Hij hoorde stemmen en portieren werden dichtgegooid. Harry krabbelde overeind, tastte rond in het donker, stapte met twee grote passen van het trapje, pakte met een hand het luik en deed het dicht op het moment dat hij de deur hoorde openzwaaien en het akelige geluid van de appel hoorde.

                Harry voelde de koude betonvloer tegen zijn voetzolen. Toen sloot hij zijn ogen en probeerde het zich voor de geest te halen. Hij dacht aan het beeld van de vorige keer dat hij hier was. De planken links. Kalasjnikov. Glock. Smith & Wesson. De koffer met het Märklin-geweer. Munitie. In die volgorde. Tastend liep hij verder. Zijn vingers gleden over een geweerloop. Het gladde staal van een Glock. En vervolgens de bekende vormen van een Smith & Wesson, .38-kaliber, hetzelfde type als zijn eigen dienstpistool. Hij nam het mee en ging tastend over de dozen met munitie. Hij voelde het hout tegen zijn vingertoppen. Hij hoorde de kwade stemmen en de voetstappen boven. Hij hoefde alleen het deksel nog open te doen. En een beetje geluk te hebben. Hij voelde aan de contouren van de patronen. Verdomme, te groot! Toen hij het deksel van de volgende doos optilde, ging het luik omhoog. Hij pakte op goed geluk een doos in de hoop dat dit het juiste kaliber was. Op dat moment viel er licht in de kelder, een kring als van een spotlight verlichtte de vloer rond het trapje. Dat gaf Harry voldoende licht om het etiket op de doos te kunnen lezen. 7.62 millimeter. Verdomme, verdomme! Harry keek naar de plank. Daar. De doos daarnaast. Kaliber .38. Het licht verdween van de vloer en gleed over het plafond. Harry zag het silhouet van een kalasjnikov en een man op het trapje.

                De hersenen zijn een fantastische computer.

                Op het moment dat Harry het deksel van de doos optilde en een doosje kon pakken, hadden ze het al uitgerekend. Dat het te laat was.





Hoofdstuk 87


                Kalasjnikov

                ‘Er zou hier geen weg zijn geweest als er geen mijnbouw was,’ zei Tony Leike terwijl de auto over een smal karrenpad hobbelde. ‘Ondernemers zoals ik zijn de enige hoop voor een land als Congo om zelfstandig te worden, bij te blijven, te civiliseren. Het alternatief is om de Congolezen aan hun lot over te laten zodat ze door kunnen gaan met wat ze altijd al gedaan hebben: elkaar afslachten. Iedereen op dit contingent is tegelijkertijd jager en buit. Vergeet dat niet als je in de ogen van een hongerig Afrikaans kind kijkt. Als je het eten geeft, zullen die ogen al snel weer vanachter een automatisch wapen naar je kijken. En dan zal er geen genade zijn.’

                Kaja gaf geen antwoord. Ze staarde naar het rode haar van de vrouw op de stoel voorin. Lene Galtung had zich niet verroerd of iets gezegd, ze zat daar slechts met rechte rug en naar achteren getrokken schouders.

                ‘Alles in Afrika is een cyclus,’ ging Tony verder. ‘Regentijd en droogte, dag en nacht, eten en gegeten worden, leven en sterven. De loop van de natuur is alles, niets kan worden veranderd, zwem met de stroom mee, overleef zo lang je kunt, neem wat je wordt aangeboden, dat is het enige wat je kunt doen. Want het leven van je voorvaderen is jouw leven, je kunt daar niets aan veranderen, ontwikkeling is onmogelijk. Dat is geen Afrikaanse filosofie, maar slechts de levenservaring van vele generaties. En het is juist die ervaring die we moeten veranderen. Het is de ervaring die de gedachtegang verandert, niet omgekeerd.’

                ‘En als de ervaring is dat de blanken hen uitbuiten?’ vroeg Kaja.

                ‘Het idee van uitbuiting is door de blanken in het leven geroepen,’ zei Tony. ‘Maar het begrip bleek handig voor de Afrikaanse leiders die een gemeenschappelijke vijand nodig hadden om de mensen achter zich te krijgen. Vanaf de dekolonisatie in de jaren zestig hebben ze gebruikgemaakt van het schuldgevoel van de blanken om zelf aan de macht te komen, om de bevolking echt te kunnen uitbuiten. Het blanke schuldgevoel over de kolonisatie van Afrika is pathetisch. De echte misdaad was het Afrikaanse volk over te laten aan hun eigen moordzuchtige en destructieve natuur. Geloof me, Kaja, de meeste Congolezen hebben het nooit zo goed gehad als onder de Belgen. Opstanden liggen niet in de aard van de bevolking, maar in de machtswellust van individuen. Kleine groepjes die de huizen van de Belgen hier bij het Kivumeer bestormden, deden dat omdat het zulke mooie huizen waren en ze hoopten dat ze daar wel iets van hun gading konden vinden. Zo was het en zo is het. Daarom hebben die villa’s ook altijd twee hekken, aan beide kanten één. Een dat de overvallers kunnen bestormen, en een waardoor de bewoners kunnen vluchten.’