Het Pantserhart(326)
‘Dat iets nooit is gebeurd, wil niet zeggen dat het niet kan gebeuren. Ik weet niet of deze fles zal vallen als ik hem loslaat. Verdomme, welke filosoof was dat ook alweer? Hobbes? Hume? Heidegger? Een van die gekken met een H.’
‘Geef antwoord.’
Harry trok zijn schouders op. ‘Ik geloof dat het mogelijk is om te leren. Het probleem is dat we zo verrekte langzaam leren, we begrijpen de dingen pas als het te laat is. Het kan bijvoorbeeld gebeuren dat iemand van wie je houdt je om een gunst vraagt, een handeling uit liefde. Bijvoorbeeld hulp bij zelfdoding. Waartegen je nee zegt omdat je niet geleerd hebt, omdat je niet tot dat inzicht bent gekomen. Als je het eindelijk begrijpt, is het te laat.’ Harry nam nog een slok. ‘Dus in plaats daarvan help je een ander. Misschien zelfs iemand die je haat.’
Øystein pakte de fles aan. ‘Ik heb geen idee waar je het over hebt, maar het klinkt fucked up.’
‘Dat hoeft niet. Het is nooit te laat voor een goede daad, toch?’
‘Het is altíjd te laat, bedoel je.’
‘Nee! Ik dacht altijd dat we te veel haatten om te kunnen luisteren naar andere impulsen. Maar mijn vader dacht daar anders over. Hij zei dat haat en liefde dezelfde valuta hebben. Dat alles start met liefde en dat de haat alleen de keerzijde is.’
‘Amen.’
‘Maar dan betekent dat dat je ook een andere weg kunt inslaan, van haat naar liefde. Dat haat een goed uitgangspunt is om te leren, om te veranderen, om het de volgende keer anders te doen.’
‘Nu ben je zo optimistisch dat ik moet overgeven, Harry.’
Het orgel viel jammerend bij het refrein in en klonk als een cirkelzaag.
Øystein hield zijn hoofd een beetje scheef terwijl hij as van zijn sigaret tikte. En Harry had zin om te gaan huilen. Gewoon omdat hij de jaren zag die hun leven waren geworden, die van hen waren, de manier waarop zijn vriend de as wegtikte, zoals hij altijd had gedaan, iets opzij hangend alsof de sigaret te zwaar was, zijn hoofd scheef alsof hij de wereld mooier vond vanuit een zijwaarts perspectief, de as op de grond in het rookhok op school, in een leeg bierflesje op een feest waar ze binnen waren gevallen, op het koude, ruwe beton van een bunker.
‘Bovendien ben je bezig oud te worden, Harry.’
‘Waarom zeg je dat?’
‘Als mannen hun vader gaan citeren, zijn ze oud. Dan is de wedstrijd gelopen.’
En Harry besefte het nu. Hij wist het antwoord op haar vraag wat hij nu het liefst wilde. Hij wilde een pantserhart.