Reading Online Novel

Het Pantserhart(301)



                ‘Ben je dat van plan?’

                Tony grinnikte zachtjes en kneep in haar hand. ‘Ben je van plan me tegen te houden, Lene?’

                Ze schudde haar hoofd. Het enige wat ze ooit wilde, was iets voor iemand betekenen. Voor hem. Als in een trance pakte ze de pen aan die hij haar gaf. Ze bracht hem naar het papier. Haar tranen vielen op haar handtekening en de inkt vlekte. Hij griste het papier weg.

                ‘Het komt goed,’ zei hij en hij knikte naar de salontafel. ‘Laten we die pakken.’

                ‘Wat bedoel je, Tony? Het is toch geen ring.’

                ‘Ik bedoel dat je je mond open moet doen, Lene.’



                Harry knipperde met zijn ogen. Er hing een peertje aan het plafond. Hij lag op zijn rug op een matras. Hij was naakt. Het was dezelfde droom, alleen sliep hij niet. Boven hem kwam een spijker uit de muur en op de spijker zat het hoofd van Edvard Munch. Een Noors biljet. Zijn mond stond wijd open en zijn kapotte kaak leek te breken, toch probeerde hij zijn mond dicht te drukken, maar hij had het gevoel dat zijn hoofd uit elkaar sprong. Hij droomde niet. De ketamine werkte niet meer en de pijn stond geen dromen meer toe. Hoe lang lag hij hier al? Hoe lang zou het duren tot de pijn hem tot waanzin dreef? Hij draaide zijn hoofd voorzichtig en keek de kamer rond. Hij was nog steeds bij Van Boorst en hij was alleen. Hij was niet geboeid, hij kon overeind komen als hij wilde.

                Zijn blik volgde de staaldraad die vastzat aan de deurklink van de buitendeur en die dwars door de kamer ging naar de muur achter hem. Voorzichtig draaide hij zijn hoofd de andere kant op. De draad liep in een U-bocht naar de muur tot precies achter zijn hoofd. En van dat punt naar zijn eigen mond. De Leopoldsappel. Hij zat als een geit in de wei vast. De deur ging naar buiten toe open, dus de eerste die hem opendeed zou de naalden van de appel lostrekken die zijn hoofd van binnenuit zouden doorboren.

                Harry stak zijn duim en wijsvinger elk in een mondhoek. Hij voelde aan de punten. Tevergeefs probeerde hij met zijn vingers een ervan in te drukken. Hij kreeg een hoestbui en het werd zwart voor zijn ogen toen hij niet voldoende adem kreeg. Hij besefte dat de punten ervoor hadden gezorgd dat de huid rond zijn luchtpijp was opgezwollen en dat hij het risico liep binnen afzienbare tijd te stikken. De staaldraad aan de deurklink. De afgesneden vinger. Was het toeval of kende Tony Leike de Sneeuwman? En wilde hij hem overtreffen?

                Harry schopte tegen de muur en spande zijn stembanden, maar het metaal smoorde zijn schreeuw. Hij gaf het op. Tegen de muur geleund zette hij zich schrap tegen de pijn en drukte zijn mond dicht. Hij had ergens gelezen dat de beet van een mens niet veel zwakker was dan die van een witte haai. Toch zagen de kaakspieren maar even kans de punten naar binnen te drukken voordat ze zijn mond weer opendrukten. Hij had het gevoel alsof de appel klopte, alsof hij een levend ijzeren hart in zijn mond had. Hij voelde aan de draad die uit zijn mond hing. Zijn instinct schreeuwde dat hij eraan moest trekken, dat hij de appel eruit moest trekken. Maar hij had tijdens de demonstratie gezien wat er dan gebeurde, hij had de foto’s van de plaats delict gezien. Als hij die niet had gezien…

                En op dat moment wist Harry het. Hij wist niet alleen hoe hij zelf zou sterven, maar ook hoe de anderen gestorven waren. En waarom dit zo was gedaan. Hij voelde een absurde neiging om te gaan lachen. Het was zo verduiveld simpel. Zo verduiveld simpel dat alleen een duivel dit kon bedenken.

                Het alibi van Tony Leike. Hij had geen handlanger gehad. Dat wil zeggen, zijn handlangers waren zijn slachtoffers zelf geweest. Toen Borgny en Charlotte wakker waren geworden uit hun verdoving, hadden ze niet begrepen wat ze in hun mond hadden. Borgny was opgesloten geweest in een kelder. En Charlotte was buiten, maar de staaldraad ging van haar mond naar de kofferbak van de auto voor haar en hoe ze ook probeerde, trok en peuterde aan het slot: ze kreeg de kofferbak niet open. Geen van beiden had de mogelijkheid om te ontsnappen, en toen de pijn te erg werd, hadden ze het voorspelbare gedaan. Ze hadden aan de draad getrokken. Hadden ze doorgehad wat er dan zou gebeuren? Had de pijn ervoor gezorgd dat het vermoeden moest wijken voor de hoop, de hoop dat door het trekken aan de draad de punten weer die mysterieuze kogel in zouden gaan? En terwijl de meisjes langzaam maar zeker gingen twijfelen en afstevenden op die onontkoombare handeling, was Tony Leike al mijlenver van hen vandaan op een cliëntenbijeenkomst of een lezing, in de zekerheid dat de meisjes het laatste deel van het werk zelf zouden doen. En tegelijkertijd gaven ze hem het best denkbare alibi voor het tijdstip van overlijden. Strikt gesproken had hij ze niet eens vermoord.