Dazzle(179)
Opeens dacht Jazz aan haar camera en ze begon opnamen te maken, waarbij ze in een cirkel ronddraaide zodat ze alles om zich heen kon vereeuwigen. Daarna ging ze vlak achter de Schildwachtrotsen staan en fotografeerde zodanig, dat de foto's op de voorgrond de rotsen zouden onthullen met het uitzicht dat ze boden erachter. Daarna nam ze van bovenaf foto's van het kruis dat op de grond lag waar ze het onder de stenen vandaan hadden gegraven, het kruis dat hen naar de Gelofte op de Berg had geleid.
'We moeten naar beneden, Jazz. Het wordt al laat,' waarschuwde Casey haar plotseling.
'Goed. Ik heb toch geen film meer. Ik wil je alleen nog één ding vragen... ik vraag me af of...'
'Vraag maar raak,' beloofde Casey, 'ik doe alles voor je.'
'O, schat, ik wist dat je ja zou zeggen!' Jazz wierp zich dankbaar in zijn armen. 'Draag me naar beneden!'
20
'Alles doet me pijn,' zei Jazz terwijl ze in een dampend bad lag met haar net gewassen haar in een knoet boven op haar hoofd. 'De wortels van mijn haar doen pijn, mijn teennagels spelen op, mijn knieën doen het niet meer, ik kan mijn airmen niet optillen - ik haal morgenochtend niet meer.'
'Je bent geen Jane Goodall,' vond Casey. Hij had net een langdurige douche genomen en zat gezellig op de rand van het bad nadat hij zich in een badstof kameijas had gewikkeld. 'Maar je bent naar boven geklommen en bent ook weer naar beneden gekomen.'
'Niet dankzij jou. Je zei dat je alles voor me wilde doen en toen kwam je daar weer op terug. Het afdalen was erger dan het klimmen.'
'Zal ik je rug boenen?' bood hij aan.
'Zo gemakkelijk kom je er niet vanaf.' Ze keek hem uitdagend en zogenaamd boos aan. 'Mag ik nog een druppeltje?'
Jazz stak haar glas uit voor meer wodka dat ze hadden genomen om het vinden van de Schildwachtrotsen te vieren. Toen ze eindelijk bij de haciënda waren teruggekomen, een uur na donker, doodmoe maar opgewonden, hadden ze Susie gezegd dat ze eerder naar huis mocht en nu waren ze alleen. Na de hitte tijdens het beklimmen van de berg in de zon, was de wintertemperatuur plotseling gezakt net toen ze weer bij hun paarden terug waren en ze waren in galop in een kille wind terug naar huis gereden. Casey was zo verstandig geweest de haard in de huiskamer aan te maken voor ze gingen baden en proberen iets van hun vermoeidheid kwijt te raken.
Geen van beiden had honger, hoewel ze de hele dag alleen een paar sandwiches hadden gegeten. Ze waren vol van hun prestatie en dachten niet aan zoiets gewoons als eten, maar de wodka in de vriezer paste heel goed bij dit ogenblik van triomf.
'Wanneer kom je er eens uit?' vroeg Casey. 'Je zit al meer dan een half uur in dat bad.'
'Wanneer ik me weer sterk genoeg voel en geen seconde eerder,' zei Jazz hooghartig.
'Zal ik je helpen?'
'Ha, zoals meneer White zou zeggen. Ha! Je wou me de berg niet afdragen, maar nu wil je me wel het bad uittillen. Ik heb kwade vermoedens over jouw motieven, Casey Nelson. Je wilt gluren. Draai je om en geef me een badhanddoek.'
'Ik zal hem voor je ophouden.'
'Ik ben te bedeesd en te veel dame om me aan jou te tonen als ik niet gekleed ben. Draai je om en houd hem op.'
'Maar we gaan trouwen,' protesteerde Casey. 'Waarom mag ik dan niet even een blik op je slaan?'
'En doe je ogen ook dicht. Anders zie je me in de spiegel. Ik wens een mysterie voor je te blijven. Van nu af aan vrijen we alleen in het donker.'
'Zelfs geen kaars erbij ?'
'Zelfs geen lucifer.'
Casey boog zich over het bad en tilde de giechelende en spartelende Jazz eruit. Hij drukte haar - ondanks al haar protesten - tegen zich aan. 'Het gaat er niet om dat ik je niet kan dragen,' zei hij. 'Bergafwaarts was dat alleen niet zo'n goed idee. Van nu af aan zal ik je de hele nacht dragen.'
'Laat me los!'
Hij pakte een grote badhanddoek, zette haar op zijn schoot neer en droogde haar grondig af terwijl hij al haar pogingen zich los te maken liet stranden. Toen ze droog was, wikkelde hij haar in een badstof kamerjas en droeg haar naar de warme huiskamer. Daar zette hij haar voor de open haard neer, ging naast haar liggen en hield haar stevig vast.
'Jij gaat nergens heen,' vertelde hij haar.
'Dat is nu precies waar ik heen wil. Meer wodka?'
'Natuurlijk. Heb je al honger?'
'Nee, ik ben veel te opgewonden. O, Casey, het is heel moeilijk om verliefd te zijn op iemand als jij. Je geeft me zo'n gevoel van nutteloosheid. Ik weet dat ik een afschuwelijk mens ben, maar jij bent veel te goed voor me. Je zorgt voor me, je neemt geen notitie van me als ik vervelend doe, jij weet wat ik wil nog voordat ik het zelf weet. Hoe kan iemand ooit goed genoeg zijn om zo'n geweldige man als jij te verdienen?'
'Dat is niet gemakkelijk,' beaamde Casey grijnzend.
'Vooral omdat je me zo doet denken aan-‘
'Aan wie?'
'Het is geen mens eigenlijk... maar ik had eens een airedale...'
'Een hond?'
'Alle airedales zijn honden,' zei Jazz rustig en nam nog een slokje wodka, 'en zulke schattige honden. Hij was nooit bang, hij had heel lange poten, een dikke vacht, bijna net de kleur van jouw haar, een heerlijk humeur, hij was trouw, slim, knap, grappig, sterk, en hij had zo'n leuke snuit. Een schat van een snuit met hangende snorharen en zijn oren stonden zo mooi omhoog. Hij was echt een fantastische terriër, helemaal hond, écht een hond, het soort dat je meestal als kind om je heen hebt.'