Dazzle(177)
'Maar wie...?'
'Alleen iemand die van het gebruikelijke wandelpad is afgeweken. Tenslotte zijn we omringd door nationale parken. En geloof mij maar, degene die dit heeft achtergelaten kwam naar beneden en klom niet omhoog.'
'Ik moet daar een opname van maken. Larry Bush zal zijn ogen niet geloven.'
'Wie is dat?'
'Een van mijn vrienden bij Pepsi - baas van public relations.' Jazz knielde neer, veegde wat aarde van het blikje weg en nam een paar foto's van het prachtige uitzicht op de velden van de ranch en daarachter de oceaan, met op de voorgrond het Pepsi-blikje. 'Hij lacht zich dood. Vermoedelijk vliegen er nu ook al lege blikjes in de ruimte rond. Wat maken mensen toch altijd een troep!'
'Als je fut genoeg hebt om foto's te maken, heb je ook fut genoeg om naar die rotsen te zoeken. Omhoog!'
Met Casey voorop worstelden ze zich verder door de wildernis en keken af en toe zoekend om zich heen. Rotsen genoeg, maar geen opvallende. Wanneer ze stilstonden, keek Jazz ook steeds even achterom naar de haciënda. Die werd steeds kleiner en was uiteindelijk niet meer te zien te midden van de bomen en tuinen. Nu was er ook nog een uitstekend stuk rots bij gekomen dat helemaal door klimop was bedekt.
Jazz hoorde Casey neuriën terwijl hij voortklauterde en merkte dat zij ook muziek in haar hoofd hoorde. Het was How are things in Glocca Mora ?, het nummer dat betrekking had op Clocca Mora, het dorp in Brigadoon dat eens in de honderd jaar verscheen en dan weer in de Ierse mist schuilging. Of was Brigadoon het dorp in Finian's Rainbowdat in de Schotse mist verdween? Wat dwaas.
Maar de Schildwachtrotsen waren geen dorp. Ze werden speciaal vermeld in het handschrift van Bernardo Valencia op een kaart. Bernardo was de grootvader geweest van Juanita Isabella Valencia Kilkullen en dus moest hij minstens haar betbetovergrootvader zijn, bedacht Jazz, en als je die niet kon vertrouwen, wie dan wel? En Millard Fillmore had zijn handtekening ook op die kaart gezet en dit gaf Jazz bijzonder veel hoop. Een president van Amerika.
'Casey, wat neurie je daar?'
'Het thema uit The African Queen. Ik kan het maar niet kwijtraken.'
'Casey, zullen we nu maar eens gaan lunchen?'
'Heb je honger?'
'Ik móet eten.'
'Goed, maar eventjes dan. We moeten voor zonsondergang die rotsen vinden en zien dat we terugkomen, en over vier uur wordt het donker.'
'Als we ze nu niet vinden?'
'Dan gaan we morgen weer terug. We blijven zoeken totdat we ze vinden.'
'Mijn leider, mijn inspiratie, wat heb ik toch gedaan toen ik jou nog niet kende?' vroeg Jazz en ging weer op een rots zitten. Het was hier koeler, al stond de zon nog pal boven hen. Ze deed haar jasje uit en trok haar natte katoenen hemd uit haar spijkerbroek. Haar halsdoek was zo doorweekt, dat ze hem op een stuk steen naast zich legde en de wind haar gezicht, hals en haar liet drogen.
'Ik vraag me wel eens af wat je vroeger hebt gedaan. Geen verspild leven vermoed ik,' antwoordde Casey.
'Niet bepaald verspild, dat zeker niet,' verzekerde Jazz hem terwijl ze hem een sandwich aanreikte. 'Maar ook niet echt bevredigend.'
Hoe kon ze zo verliefd zijn, vroeg ze zich af terwijl ze naar Casey keek die languit op een ander stuk rots lag. Hoe was het mogelijk zo verliefd te zijn op iemand die je zo graag mócht? Gabe - ze was stapelgek op hem geweest en hij was van blijvende invloed op haar leven geweest, maar had ze hem eigenlijk ooit mogen lijden? Nee, dat woord was niet op Gabe van toepassing. Sam, Sam was aardig, wie vond dat niet? Maar zijn ego als acteur amuseerde haar zó, dat ze nooit echt van hem zou kunnen houden. En de anderen - nee, geen van hen had ze ooit als echte vriend willen hebben.
Zelfs als ze de rotsen nooit vonden, dan was deze tocht met Casey toch een belevenis, vond Jazz. Te midden van al die ongemakken om hen heen waren ze samen en ze hield van hem, was verliefd op hem en vertrouwde hem. Ze had de ware man gevonden.
Beiden dronken een beetje water uit de fles en zorgden ervoor nog wat over te houden; daarna gingen ze verfrist verder. Het kreupelhout werd minder dicht, maar de grond werd steniger zodat ze vaak uitgleden. Jazz had de stevige stok van Hugh Kilkullen in haar rechterhand en ten slotte moest ze ook nog met haar linkerhand die van Casey vasthouden, waardoor ze weer langzamer vooruitkwamen. Door het zweet dat van haar voorhoofd in haar ogen droop, kon ze niet veel zien. Ze hadden een touw moeten meenemen om zich aan elkaar vast te binden, net als bergbeklimmers. Dan hadden ze beiden hun handen vrij gehad.
Er vormden zich blaren onder haar voeten, maar ze wilde er niet aan denken. Ze deed alsof ze een resolute Engelse was die nergens voor terugdeinsde en die nu een wandeltocht door het Lake District in Engeland maakte over een goed gemarkeerd pad waar al honderdduizenden voeten voor haar hadden gelopen, tot de druïden toe. Of waren er alleen in Wales druïden geweest? Nou ja, het waren in elk geval heksen, profeten en tovenaars, dat wist ze zeker, bedacht Jazz duizelig, struikelde en viel.