Augustus 2011
Hij pakt het zware ijzeren kruis om het gevaar af te wenden en houdt het met gestrekte armen voor zich.
Ze kijkt vol vertrouwen naar zijn krachtige blik, zijn ogen vol vuur. Dit is waarom ze hem nooit zal verlaten. Hij heeft het hun pas nog verteld, de kracht van het kruis. Zo bracht hij mensen tot andere gedachten. Dat zal hem nu ook lukken. Ze voelt zich trots dat ze in zijn omgeving mag verkeren en een uitverkorene van God is. Zonder enige twijfel zal hij ook deze indringer het zwijgen opleggen.
Maar dan wordt het kruis uit zijn handen gerukt.
‘Nee!’ gilt ze. ‘Niet doen! We houden van hem.’
Ze ziet hoe het kruis woest tegen zijn hoofd wordt geslagen. Bij de derde slag stort hij op de grond neer. Zijn ogen zijn open en er sijpelt bloed uit zijn mond. Haar angstkreet is door het hele gebouw te horen.
Van alle kanten komen mensen aangerend. Ze krijsen en schreeuwen en vallen huilend bij hem neer.
Mei 2011
Jelle
Jelle voelde het meteen toen hij wakker werd: dit wordt weer zo’n slepende dag waarop hij verlamd lijkt en er niets uit zijn handen komt. Hij hangt maar wat, terwijl hij toch genoeg te doen heeft. Om te beginnen moet hij woonruimte zoeken. De zolderkamer waar hij nu zit is tijdelijk. Hij huurt hem via via en voor een heleboel geld. Twintig vierkante meter waar je officieel niet eens in mag wonen. Het is brandgevaarlijk.
Vorige week kreeg hij drie adressen van een gast in de kroeg. Hij is nog niet eens gaan kijken of er iets voor hem bij zit. Hij stelt het steeds uit. Op z’n minst had hij een mailtje of sms’je kunnen sturen. Elke keer neemt hij het zich voor en als het zover is haakt hij af. Afhaken, daar is hij goed in. Hij loopt overal voor weg, net als zijn vader. Hij moet nu maar eens in actie komen en een bericht sturen naar de eigenaars van die kamers.
Op weg naar zijn laptop gaat hij voor het raam staan. Hij ziet een bestelbus aankomen. Ineens herinnert hij het zich weer. Elise, die naast hem woont, heeft hem verteld dat haar zus bij haar intrekt. Achter het stuur zit een knappe meid. Kom op, lul, denkt hij, help haar verhuizen, ze is helemaal alleen. Dan doe je tenminste nog iets. Ze stapt uit en schuift charmant de deur van de bestelbus open. Hij draait zich om en loopt haastig de trap af.
Als hij aan komt lopen, draait ze zich om. Twee prachtige felle ogen kijken hem aan. Er gaat een schok van herkenning door hem heen, terwijl hij zeker weet dat hij haar nog nooit heeft gezien. Voor sommige dingen bestaan geen woorden. Hij haat clichés, vooral in de liefde, maar er gebeurt iets met hem. Er is geen twijfel mogelijk: dit is niet zomaar een ontmoeting. Hij heeft genoeg ervaring met meiden, maar dat leidde nooit ergens toe. Met daten is hij allang opgehouden; als hij ergens eenzaam van wordt is het dat wel. En nu vindt hij haar, op deze ochtend, voor zijn huis. De brutale blik die zachtheid verbergt, de enorme energie die ze uitstraalt. Hun blikken worden naar elkaar toe gezogen als magneten. Ze moeten alle twee grinniken. Ze heeft kracht en humor. Hij denkt dat zij hem wel aan zou kunnen. Ze lijkt hem niet het type dat het op zichzelf betrekt als hij een dipje heeft en dat aan zijn liefde twijfelt wanneer hij een dag lang op zijn bed blijft liggen als hij het even niet meer ziet zitten.
‘Hi.’ Ze steekt haar hand naar hem uit. ‘Naomi. Ik trek bij mijn zus in. Je kent Elise misschien wel.’
Hij knikt. ‘Jelle,’ zegt hij. ‘Ik woon hiernaast.’ Hij kijkt naar de bus. ‘Leeghalen dan maar?’
‘Graag.’
Hij tilt een stoel uit de bus. Ze pakt hem aan, en op dat moment horen ze het gerinkel van een fietsbel.
‘Hi, Froukje.’ Naomi zet de stoel neer. ‘Ik heb toch over de muurschildering van Eric heen geschilderd,’ zegt ze.
‘Zonde,’ zegt Froukje terwijl ze afstapt.
‘De hele kamer was leeg,’ zegt Naomi. ‘En toen bleef hij zo eenzaam achter.’
Jelle geeft Froukje een hand. Hij vraagt zich af wie Eric is. Een lover, een ex? Zoals Naomi net naar hem keek, kreeg hij niet de indruk dat ze bezet is.
‘Tof dat je helpt,’ zegt Froukje en ze zet haar fiets op slot.
Hij haalt een palm uit de bus en geeft hem aan Naomi. Als ze met de plant naar het huis loopt, kijkt hij haar na. Ineens draait ze zich om. Hij voelt zich betrapt. Brutaal steekt ze haar tong naar hem uit.
Met een paar dozen loopt hij het huis in. ‘Wauw! Wat een ruimte!’
‘Onze oma heeft hier haar halve leven gewoond. Elise woonde bij haar in toen ze ging studeren. Toen oma naar een verzorgingshuis moest, bleef Elise hier wonen. Mijn oma heeft daarna nog maar heel kort geleefd.’
‘Zielig voor je oma, en voor jullie natuurlijk, maar mag je zus hier dan zomaar blijven wonen? Het is best een groot huis.’
‘Nou, niet zomaar, hoor. Het was een heel gedoe,’ zegt Naomi. ‘Ze heeft er veel voor moeten regelen, maar oma had een goede band met de huiseigenaar. Hij heeft moeite voor Elise gedaan en nu heeft ze toestemming gekregen.’