‘Nee,’ zegt Jelle.
De jongen loopt door. Altijd als hij die gast tegenkomt, vraagt hij of hij iets bij zich heeft. Hij moet nu toch wel weten dat hij clean is.
Waar blijft Naomi? Hij kijkt op zijn mobiel. Ze heeft ook niets ingesproken. Voor de laatste keer belt hij haar op. Yes! denkt hij als de telefoon wordt opgenomen.
‘Laat me slapen…’ klinkt het slaperig.
Jelle hangt vloekend op. Lekker is dat. Ze is gewoon naar huis gegaan. Zoiets flik je toch niet als je iets hebt afgesproken?
Hij heeft geen zin om nog langer te blijven. Hij zet zijn halfvolle glas neer en vertrekt. Balend fietst hij naar huis. Hij heeft zich al lange tijd niet zo nijdig gevoeld. Hij zou het niet zo erg moeten vinden, maar het raakt hem toch. Hij kan er niet tegen als mensen hem laten barsten. Dat komt door vroeger, door zijn vader, die was ineens vertrokken.
Jelle was vijf en hij begreep er niets van. Hij hield van zijn vader. Ze gingen vaak samen naar het bos en dan bouwden ze een hut. En ze maakten ook fietstochten. Jelle wachtte zijn vader elke dag op als hij uit zijn werk kwam. Dan stond hij op de hoek van de straat te wachten en mocht hij van zijn vader op de bagagedrager staan. Toen zijn moeder zwanger was van Ollie ging zijn vader een kamertje voor de baby maken. Jelle mocht hem helpen. Hij voelde zich heel stoer. Hij was supergelukkig, tot de baby werd geboren. Hij herinnert zich nog precies het verschrikte gezicht van zijn vader elke keer als hij in de wieg keek.
Een week na Ollies geboorte kwam zijn vader niet meer thuis. ‘Papa is weg bij ons,’ zei zijn moeder verdrietig. ‘Dat komt door Ollie. Hij is anders dan andere kindjes. Hij zal nooit een grote jongen worden zoals jij.’ Jelle begreep er niets van, hij vond Ollie juist zo lief. Als zijn broertje huilde, dacht hij dat hij zijn vader miste en dan knuffelde hij hem.
Elke dag rende hij naar de hoek van de straat en wachtte hij zijn vader op. Twee maanden hield hij het vol, maar hij heeft nooit meer achter op de bagagedrager gestaan.
Jelle rijdt de straat in en wil zijn fiets op slot zetten, maar het slot weigert. Dat kloteding, het was nog duur ook. Hij hoort iets achter zich en dan ziet hij Naomi aankomen fietsen. Haar gezicht staat op onweer.
‘Waar kom jij nou vandaan?’ vraagt hij verbaasd. ‘Je sliep toch?’
‘Waar heb je het over, man. Ik heb een uur voor niks op je zitten wachten, bedoel je zeker.’
‘Ik heb je gebeld. Ik kon je in Maximiliam niet vinden en toen…’
‘Maximiliam!’ roept Naomi. ‘Was je daar?’
‘Ja,’ zegt Jelle. ‘Je zei toch Max?’
Nu moet Naomi heel hard lachen. ‘Max, van de Lotus. Portier Max.’
‘O, nee!’ Nu moet Jelle ook lachen. ‘En ik belde je en toen zei je dat je lag te slapen.’
‘Dat moet Froukje zijn geweest,’ zegt Naomi. ‘Ik had mijn mobiel aan haar gegeven, maar ze ging eerder weg, met mijn mobiel in haar tas.’
Ze kijken elkaar een paar lange seconden aan, alsof de wereld even stilstaat, en dan beginnen ze elkaar te zoenen.
‘De nacht is nog lang,’ zegt Naomi na een tijdje.
‘Lang en mooi,’ fluistert Jelle. ‘Bij jou of bij mij?’
Elise
Elise stapt de bus uit en loopt naar haar werk. Ze heeft besloten de nieuwe functie te accepteren. Niet alleen om die driehonderd euro, maar ook omdat het werk haar een uitdaging lijkt.
Ze heeft al precies bedacht hoe ze het gaat doen. Eerst wil ze vandaag rustig haar werk afmaken en dan gaat ze aan het eind van de dag naar Vonk om te zeggen dat ze het doet. Ze heeft er gisteravond nog met Naomi over gepraat en ze is er nu honderd procent van overtuigd dat het een goede beslissing is.
Ze wordt blij als ze aan Naomi denkt. Haar zus wil het nog niet toegeven, maar volgens haar is ze verliefd op Jelle. Elise gunt het haar zo. Naomi heeft het laatste halfjaar veel verdriet gehad. Ze waren er wel voor haar: Froukje, Naomi’s werkgroep en zij. Iedereen heeft haar opgevangen, maar ze moest er toch zelf doorheen.
Als Elise aan het eind van de dag aan Vonk vertelt dat ze de nieuwe baan aanneemt, krijgen haar collega’s het waarschijnlijk morgen te horen. Ze mag zich daar wel op voorbereiden, want reken maar dat Annemiek moeilijk gaat doen. Als Elise eenmaal aan haar nieuwe functie begint, krijgt ze een eigen kamer en dan heeft ze niet zoveel meer met de anderen te maken. Sommige collega’s zal ze wel missen, vooral John, met hem heeft ze vaak lol. En Conny en Susan ook. Het zal wel stil zijn, alleen op een kamer, maar als ze zin heeft in een praatje kan ze hen altijd opzoeken. En ze kunnen met elkaar blijven lunchen.
Ze voelt dat ze best moe is. Ze keek vanochtend in de spiegel en schrok van de wallen onder haar ogen. Als je haar ziet, zou je denken dat ze het hele weekeind heeft gefeest, maar ze heeft juist heel hard gewerkt. Haar moeder legt altijd een briefje met taken voor haar klaar. Meestal zijn het huishoudelijke klusjes. Deze keer was het nogal veel, en Steven vroeg ook nog of ze in zijn plaats wilde waken. Een schaap stond op het punt te lammeren en dat gebeurt meestal ’s nachts. Ze had het graag voor hem over. Om deze tijd, als er veel lammetjes worden geboren, is Steven doodmoe. Nu kon hij lekker blijven liggen. Ze vond het ook heel mooi om erbij te zijn. Gelukkig ging het allemaal prima.