‘Pap hoeft toch ook niet mee?’ zei ze dan pruilend. Haar moeder legde dan uit dat hun vader voor de dieren moest zorgen. Haar vader zei weleens expres dat hij hulp nodig had en dan mocht ze thuisblijven. Hij was niet zo gelovig.
Elise geeft haar moeder een kus.
‘Steven wacht op je, de koeien moeten van de overkant worden gehaald.’
Met de mand vol wasgoed loopt haar moeder naar binnen.
Elise is het wel gewend dat ze meteen moet aanpakken als ze thuiskomt. Ze loopt naar Steven, die de weg al aan beide kanten heeft afgezet met een rood-wit lint. Hij is net bezig de koeien van het weiland af te drijven.
‘Hoi!’ groet hij als hij Elise ziet.
Hun moeder komt er nu ook aan. Ze gaat samen met Elise op de weg staan om het verkeer tegen te houden, maar het is niet druk. Steven heeft gewacht tot de bus langs is gereden. Elise kijkt naar haar broer. Hij woont nog altijd bij hun moeder op de boerderij. Soms heeft ze medelijden met hem. Eigenlijk is hij nooit kind geweest. Zodra hij uit school kwam, werkte hij op de boerderij. Ook in de weekeinden was hij altijd aan het werk. Uitgaan doet hij nooit. Steven heeft zelfs nog nooit een vriendinnetje gehad. Hun moeder zeurt er weleens over dat het tijd wordt dat hij iemand vindt. Dat is zo dubbel: ze verwacht wel dat hij dag en nacht op de boerderij aan het werk is. Waar moet hij dan iemand ontmoeten? Vroeger, als Naomi uitging, vroeg ze Steven weleens mee. Maar hij wilde niet. Hij is veel te verlegen. Steven zegt dat hij gelukkig is op de boerderij.
‘Het eten is klaar,’ zegt hun moeder als de koeien in de wei bij de stal staan. Elise gaat naar binnen. De tafel is al gedekt. Ze ruikt rodekool. Vroeger griezelde ze ervan, maar nu gaat het wel. Elise gaat aan tafel zitten. Steven zit al op zijn plek, eigenlijk de plek van hun vader. Je hoort het bestek tegen de borden tikken. Er wordt nooit veel gezegd onder het eten. Daar heeft Naomi het nog weleens over, die oersaaie maaltijden. Het benauwde haar. Het hele boerenleven benauwde haar. Ze ging ook een paar keer per dag onder de douche omdat ze bang was dat ze naar koeienpoep stonk.
‘Ik moet de koeien naar de stal brengen,’ zegt Steven na het eten.
‘Doe maar, jong.’ Hun moeder staat op en zet koffie. ‘Wat sta je daar?’ zegt ze tegen Elise. ‘Je wilt iets zeggen, dat zie ik aan je.’
Elise aarzelt. Zal ze over de housewarmingparty vertellen? Maar dan gaat haar moeder vast weer zeuren of ze een man heeft ontmoet. ‘Eh… ik kan promotie maken, kreeg ik vandaag te horen.’
‘Mooi,’ zegt haar moeder. ‘Maar je kunt toch nog wel in de weekeinden hier komen, hoop ik? Steven redt het niet in z’n eentje.’
‘Ja, natuurlijk kan dat. Ik houd dezelfde werktijden. Ik weet alleen niet of ik het wel aanneem,’ zegt Elise.
Haar moeder loopt met de koffie naar de kamer. ‘Dan doen we er maar een koek bij,’ zegt ze. ‘Promotie krijg je niet elke dag.’
Elise kent dat van haar moeder: ze praat er gewoon overheen.
‘Mam, ik twijfel nog.’
‘Hoezo?’
‘Dat snap je toch wel?’ zegt Elise. ‘Ik kan secretaresse worden, maar dat willen er wel nog meer. Ik denk niet dat ze het me in dank afnemen als ik die plek krijg.’
‘Dan moet je voor jezelf opkomen. Je moet altijd voor jezelf opkomen in het leven,’ antwoordt haar moeder.
‘Ik weet niet of ik wel zo sterk ben,’ zegt Elise. ‘Ik heb niet zoveel zelfvertrouwen.’
‘Elise, hoe oud ben je nou? Het wordt tijd dat je in jezelf gaat geloven.’
Elise wil janken, ergens mee smijten, gillen, maar ze beheerst zich. ‘Ik ga Steven helpen,’ zegt ze.
Jelle
Jelle kijkt door het zolderraam naar de tuin van zijn buren. Daar zat hij vanochtend nog met Naomi te ontbijten. Wat heeft hij zich weer mallotig gedragen. Ineens was hij weg. Hij kent het gevoel: eerst krijgt hij het warm, dan lijkt het of zijn keel wordt dichtgeknepen en is hij bang dat hij stikt. Hij heeft er al een tijd geen last van gehad en dacht dat hij er eindelijk vanaf was. Hij weet niet precies waar het nu door kwam. Misschien die verwachtingsvolle blik in haar ogen. Verdomme, hij kan er niks aan doen, maar dan wil hij alleen maar wegwezen. Het is de enige oplossing. Hoe vaak heeft hij dat in zijn leven al niet gedaan? En altijd weer is dan alles verpest. Hij heeft het een keer op internet opgezocht. De symptomen – alles klopte. Hij heeft een ernstige vorm van faalangst.
Hij loopt bij het raam weg en gaat op zijn bed liggen. Hij vindt haar een leuke meid, daar niet van. Eindelijk weer eens iemand die hem iets doet. Humoristisch, sterk, en ze weet wat ze wil – tenminste, zo komt ze op hem over. En niet onbelangrijk: ze vrijt ook lekker. Hij kijkt tegen haar op, misschien is dat het wel. Daarom ging hij ook zo raar uit zijn nek kletsen.