‘Hi, zus.’
‘Hi,’ zegt Naomi. ‘De housewarmingparty viel mee, toch?’
‘Ja, het was heel geslaagd. En jij was ook goed geslaagd, zag ik. Ik had nooit gedacht dat Jelle al mee naar boven zou mogen.’
‘Nee, ik snap het zelf ook niet helemaal. Ja, achteraf baal ik wel, ik had het misschien nooit moeten doen. Maar ik wilde zo graag opnieuw beginnen. Ik had natuurlijk ook wel wat op en toen dacht ik: je wilt toch een nieuwe start maken? Het is nu of nooit. Een beetje te impulsief misschien.’
‘Dus je hebt spijt?’
‘Na vanochtend wel. Sta ik me uit te sloven om een lekker ontbijtje te maken, zodat we even gezellig konden napraten, maar hij had het nog niet op of hij was weg.’
‘Misschien moest hij werken.’
‘Ja hallo, Elise, jij wilt altijd alleen het beste van iemand denken. Maar je gaat er toch niet vandoor als je net bij iemand hebt geslapen en ontbeten?’
‘Ja, dat is wel cru, ik snap het. Terwijl het voor jou best iets betekende. Maar dat risico loop je altijd.’
‘Nou ja, laat maar. Ik heb me gewoon vergist,’ zegt Naomi. ‘Was jij niet heel moe op je werk? Ik dacht nog aan je vanochtend.’
‘Het ging wel. Ik kan trouwens promotie maken,’ zegt Elise.
‘Echt?’
‘Ja, de plek van Birgit komt vrij. Het scheelt me driehonderd euro per maand.’
‘Wauw! Driehonderd euro. Wat een mazzel. Dat kost je weer een feestje.’
‘Ik weet nog niet of ik het doe.’
‘Doe normaal, schat. Weet je wel hoeveel driehonderd euro is? Daar hoef je toch niet over na te denken?’
‘De trein komt eraan. Ik spreek je nog, oké?’
‘Een kus voor mam en Steven.’
‘Doe ik. Ciao.’ Elise hangt op.
Ze wist wel dat Naomi zou vinden dat ze die baan moest nemen. Naomi zou inderdaad geen seconde hoeven nadenken, maar voor haar is het een heel moeilijke keus. Voor het werk zelf is ze niet bang, ze weet intussen genoeg van het bedrijf. Maar het is de vraag of haar collega’s haar dan niet het leven zuur gaan maken. Maar ja, driehonderd euro opslag is niet verkeerd. Eerlijk is eerlijk: er zit echt een heel positieve kant aan.
Elise knikt vriendelijk naar de buschauffeur.
‘Is je weekeind weer begonnen?’ vraagt hij.
Hij weet dat ze elke vrijdagavond naar Nederhorst den Berg gaat. Hoeveel jaar doet ze dat al niet? Zodra ze van de middelbare school kwam is ze bij haar oma ingetrokken in Amsterdam. Daar heeft ze ook haar opleiding gevolgd. Maar in de weekeinden ging ze steevast naar de boerderij, en nog steeds. Naomi zien ze niet zoveel thuis. Die verveelt zich daar dood, zegt ze altijd, en ze geniet juist van de weekeinden in de stad.
De bus rijdt langs een weiland. Op het land ziet ze een boer op een trekker met zijn dochtertje naast zich. Ze denkt aan vroeger, toen zat ze ook zo bij haar vader op de trekker, samen met Steven.
De bus stopt en Elise stapt uit. Ze kijkt naar Anna’s hoeve, die een eindje verderop ligt. Als ze er maar eerst langs is. Ze voelt dat ze onrustig wordt. Nog steeds, na al die jaren. Ze is weleens een halte verder uitgestapt, maar toen mopperde haar moeder weer dat ze zo laat was. Nog een paar meter. Ze versnelt haar pas. Ze merkt het aan haar ademhaling, die op hol slaat. Het zweet breekt haar uit.
‘Elise!’ hoort ze ineens achter zich. Ze verstijft, maar het is Kees, haar oude buurjongen. Waarom moet hij haar nou uitgerekend hier aanhouden?
‘Hoi,’ zegt ze, ‘ik, eh… Ik heb haast, sorry, een andere keer praten we.’ Ze loopt snel door. Als ze eenmaal voorbij Anna’s hoeve is wordt ze weer rustiger. Verderop ziet ze haar moeder op het erf staan. Ze haalt de was binnen. Nog altijd wappert het wasgoed buiten aan de lijn, daar is niets aan veranderd. Als het vroeger ’s winters had gevroren en ze kwamen langs de waslijn, gaven ze altijd een ram tegen het stijf bevroren wasgoed. Haar moeder rende dan naar buiten en riep boos dat het kon breken, maar haar vader lachte altijd stiekem naar hen.
Zodra ze het erf op loopt, springt Baloe tegen haar op. Ze aait hem. Baloe heeft geluk: hij mag gewoon mee naar binnen. Toen hun vader nog leefde moest de hond buiten in zijn hok blijven. Hij lag aan een ketting. Elise vond het altijd heel zielig. Vooral als het ’s winters koud was en ze allemaal gezellig binnen zaten, hoorden ze de hond buiten janken van eenzaamheid.
Haar moeder steekt haar hand naar Elise op. Ze is altijd aan het werk, Elise weet niet beter. Er moet ook zoveel gebeuren op de boerderij. Haar moeder staat elke dag om halfzes op en dan werkt ze aan één stuk door, tot ze ’s avonds doodmoe haar bed in rolt. Alleen op zondag werkt ze niet, maar dan gaat ze naar de kerk. Vroeger moest Elise altijd mee, luisteren naar een ellenlange preek van de dominee waar ze geen woord van begreep. Ze verstopte zich weleens stiekem, maar haar moeder wist haar altijd te vinden.