Nanny Slaat Terug(43)
‘Wat stond erin?’ vraag ik met mijn mond vol bagel.
‘Dat mag zij je vertellen.’ Hij kijkt naar de klok. ‘Ik moet ervandoor. Meisjes?’ roept hij smekend naar de gang. ‘Meisjes?’
‘Kalm en met overwicht, pap.’
Hij recht zijn schouders en zegt met lage stem: ‘Hier.’
‘Ik trapte er zó in,’ fluister ik. Hij grinnikt, waardoor zijn snor omhooggaat, en de honden stormen met tikkende nagels op hem af. Ik kijk vanuit de deuropening toe hoe hij de honden een voor een optilt en in de ogen kijkt. ‘Lief zijn. Ik kom om halfvijf terug.’ Hij kijkt naar mij. ‘Ze vinden het fijn om het rooster te kennen.’
‘Wat ben je toch een lieve papa.’
‘En ze snappen dat van dat blaffen. Ze snappen het echt.’
‘Indrukwekkend.’ Ik hef mijn glas naar hem.
‘Jim, wacht!’ roept mam vanuit de kantoorkamer aan de andere kant van het appartement, mijn voormalige slaapkamer. ‘Bel me in de pauze, dan heb ik dit hopelijk opgelost.’ Ze gaat harder praten. ‘Heb je je mobieltje?’ Ze duikt samen met Grace in de deuropening op, met haar hand op de telefoon.
Pap klopt op de zak van zijn tweedjasje, geeft haar een zoen en wuift naar mij. Ik wuif terug en Grace posteert zich bij de waterbak van de meisjes en zet het op een slurpen.
‘Nan, wat fijn dat je er bent! Ik heb die hufters aan de lijn,’ fluistert ze voordat ze haar telefoongesprek voortzet. ‘Dat begrijp ik, maar we wonen hier al achtendertig jaar.’ Ze schuift haar bril over haar grijze haar omhoog. ‘En we hebben altijd honden gehad. Die honden blaffen níét onophoudelijk, dat garandeer ik u. Ik heb getuigen.’ Ze slaat haar arm over haar witkatoenen coltrui en legt de hand in de elleboog van haar andere arm. Haar ringen met cameeën schuiven knarsend langs elkaar. ‘De mensen van hiernaast zijn gek op die puppy’s… Hm-hm. Nou, laten we dan bespreken wat er echt aan de hand is. Tim Schwartz en die vrouw van hem willen ons appartement hebben om er een kinderkamer van te maken, en ze gebruiken het bestuur en die flutsmoes om het te krijgen… Juist. Nou, dan wil ik hem persoonlijk spreken.’ Ze steekt haar hand in de zak van haar groene wollen broek. ‘Ik zou het op prijs stellen als hij me recht in mijn gezicht zei dat hij ons eruit wil zetten omdat een vrouw die al een hele verdieping van dit flatgebouw heeft geen plekje kan vinden voor haar kinderen. Ja, ja, hij mag me thuis opbellen.’ Ze verbreekt de verbinding en smijt het toestel op de keukentrolley. ‘Godver. Meisjes!’ Mam bukt zich om een ovenwant met een varkenskop van de vloer te rapen die de hondjes als kauwspeeltje beschouwen. Ze richt zich op en hangt de want weer naast het fornuis. ‘Hallo!’ zegt ze krampachtig opgewekt.
‘O, mijn god, wat is er aan de hand?’
‘Nou, de Schwartzes van boven zijn erachter gekomen dat wij tot de laatste drie huurders in het gebouw behoren. Zij heeft net ivf laten doen, al wéér, en nu krijgt ze een drieling terwijl ze al een tweeling heeft – niet dat ik haar ooit ook maar achter een kinderwagen heb gezien. Ze heeft haar zinnen dus op ons huis gezet. Toen je vader vanochtend de meisjes ging uitlaten, zat haar advocaat in de hal te wachten – en dat was om zes uur, denk erom – om hem persoonlijk die brief te geven namens de bewonersvereniging. Dat is zeker niet verdacht? In die brief stond dat we de regels van onze huurovereenkomst overtreden omdat er klachten over blaffende honden zijn binnengekomen. Geen waarschuwing vooraf, niets. Weet je nog dat iedereen aan deze kant van het park vroeger wel een kalf van een hond of drie had? Nu zijn het allemaal haarloze katten en hamstertjes. Dat onze puppy’s zo langzaam leren, heeft dat mens van Schwartz tegen ons kunnen gebruiken. In deze huizenmarkt. We kunnen ons met geen mogelijkheid veroorloven het appartement te kopen. We zouden net met pensioen gaan!’
‘Heb je je advocaat al gebeld?’
‘Ik heb er wel drie gebeld.’ Maar natuurlijk. ‘Tenzij ze een voorschot hebben gekregen, bellen ze zelden terug.’ Ze legt haar onderarmen op het hakblok.
‘O, wat erg!’ Ik loop naar haar toe met schenen die het uitkrijsen van de pijn.
‘Ik ben bang dat we niet eens meer geld hebben om nog iets in de stad te huren. Je vader zal moeten blijven lesgeven. Dan moet hij op en neer reizen van wat we ook maar in een voorstad kunnen krijgen. Misschien kunnen we daar nog iets huren? Nou ja, we kunnen altijd nog bij jou komen als het echt niet anders kan, god weet dat je ruimte genoeg hebt…’ Ze trommelt met haar vingers op het hakblok en haar ogen worden glazig terwijl ze de mogelijkheden doorneemt. Eén wc, een slaapkamerdeur die niet sluit en mijn ouders in huis. Ik zou niet alleen geen kind krijgen, ik zou niet eens meer seks krijgen.