1
Terwijl de Concorde nog over de landingsbaan taxiede, sprong Maxime Amberville, met haar gebruikelijke ongeduld en haar eeuwig negeren van voorschriften, al uit haar stoel op en stoof door het smalle gangpad naar de voorste uitgang. Haar medepassagiers bleven zitten, met de hautaine kalmte van mensen die het dubbele bedrag van een normaal eersteklas-ticket voor de vlucht Parijs-New York hebben neergeteld en er niets voor voelen zich te haasten. Toen Maxi voorbij stormde werden er enkele wenkbrauwen voornaam opgetrokken bij het zien van de ongegeneerde haast van deze knappe, jonge vrouw. 'Waarom duurt het zo lang?' vroeg ze de stewardess op scherpe toon.
'We zijn er nog niet, mevrouw.'
'Zijn er nog niet? We zijn er wèl. Wat een rotdingen zijn dit toch - langer op de grond dan in de lucht.' Maxime beefde van woede, en iedere vezel van haar met nerveuze energie geladen lichaam drukte misprijzen voor Air France uit. 'Zou mevrouw nog even willen gaan zitten?' 'Ik pieker er niet over. Ik heb haast.' Maxi verzette haar voeten, gestoken in de laaggehakte laarzen die ze altijd op reis droeg, geen millimeter. Haar korte, donkere haar leek wel een ragebol, het stond recht overeind, terwijl een dikke pony een deel van haar voorhoofd boven haar verontwaardigde gezicht bedekte. In een kamer vol mooie vrouwen zou ze een boeiende verschijning zijn, omdat ze schoonheid op zich niet alleen onbetekenend, maar ook oninteressant deed lijken. In het gedempte daglicht van de cabine straalde ze een verwachting uit alsof ze op het punt stond een balzaal te betreden. Ze droeg een oud, strak ingesnoerd, cognackleurig suède jasje, een afgedragen spijkerbroek die ze in haar laarzen had gestopt, en een schoudertas die ze, als een koppel, kruislings over haar borst had gehangen. Toen ze met een ongeduldig gebaar haar pony opzij streek, werd de lok wit haar zichtbaar die ze al sinds haar geboorte had en die vanaf de haarlijn over haar linkeroog viel. De Concorde kwam soepel tot stilstand en de stewardess keek haar met duidelijke minachting na toen Maxi, nog voor de deur helemaal open was, met haar Amerikaanse paspoort in haar hand naar buiten drong.
Maxi stevende recht op het eerste douanehokje af en stak de beambte haar paspoort toe.. Hij opende het, bekeek de foto eerst vluchtig en toen aandachtig. 'Maxime Emma Amberville?' vroeg hij. 'Klopt. Wat een afschuwelijke foto, hè? Zeg, ik heb haast. Kunt u dat ding nu afstempelen en me doorlaten?' De beambte nam haar met een koele, kritische blik op. Vervolgens sloeg hij bedaard een paar toetsen van zijn computer aan. 'En wie,' vroeg hij na enkele ogenblikken, 'is Maxime Emma Amberville Cipriani Brady Kirkgordon?' 'Ik weet het. Ik weet het. Een onmogelijke naam, zacht uitgedrukt. Maar dat is niet verboden.'
'Ik zou alleen willen weten, mevrouw, waarom dit paspoort uw volledige naam niet vermeldt.'
'Mijn oude paspoort is van de zomer verlopen en ik heb het op de ambassade in Parijs laten vernieuwen... u ziet toch dat het nieuw is.'
'Hebt u uw naam officieel laten veranderen?' 'Officieel?' zei Maxi beledigd. 'Al mijn scheidingen waren volkomen wettig. Ik geef de voorkeur aan mijn meisjesnaam en daarom heb ik die weer aangenomen. Moet ik u mijn levensgeschiedenis soms vertellen? Dan is iedereen uit dat rotvliegtuig me dadelijk bij de bagagecontrole voor en dan moet ik wachten.'
'De bagage is nog niet uitgeladen,' zei hij kalm. 'Dat is het probleem niet. Ik heb geen bagage. Als we hier niet over mijn verleden stonden te leuteren, zat ik nu al in een taxi. O, verdomme, verdomme nog aan toe!' beklaagde ze zich nijdig.
De beambte bleef het paspoort bestuderen. De foto deed haar sprankelende levendigheid niet uitkomen en al was de man slechte foto's gewend, hij was er niet van overtuigd dat deze foto, die voornamelijk krullend haar en een neutraal glimlachende mond toonde, inderdaad in dit paspoort hoorde. De vrouw die hier ongeduldig voor hem stond, met haar dat hem aan de veren van een opgewonden vogel deed denken, was namelijk een kordate, vrijmoedige persoonlijkheid, die hij net zo min over het hoofd zou kunnen zien als een steekvlam die voor zijn neus opflitste. Bovendien leek ze ondanks haar geboortedatum, negenentwintig jaar geleden, niet oud genoeg om meer dan één echtgenoot gehad te hebben, laat staan drie. Na enig aarzelen zette hij toch het dagstempel, 15 augustus 1984, op het paspoort, maar pas nadat hij een onleesbare aantekening op de achterkant van haar douaneverklaring had gemaakt.
Maxi verdween met de gewiekste snelheid van de geboren Newyorker, zette haar tas met een klap op een van de tafels en keek ongeduldig rond naar iemand van de douane om haar bagage te controleren. Maar die zaten op dit vroege uur nog in een hoek van de zaal aan de koffie en popelden bepaald niet om aan het werk te gaan, tot diverse beambten haar gelijktijdig in het oog kregen en abrupt hun mok neerzetten. Een van hen, een roodharige jongeman, maakte zich uit het groepje los en kwam haar richting uit.