Hij liep zelfverzekerd naar de stoel die zijn vader hem op zijn eenentwintigste jaar had toegewezen en die bij elke directievergadering voor hem werd vrijgehouden, maar waarvan hij minder gebruik maakte naarmate zijn kwaal, retinitis pigmentosa, verergerde en zijn gezichtsvermogen steeds verder beperkt raakte. Maxi vroeg zich af hoeveel hij op dit moment kon zien. Je wist het nooit, omdat een van de kenmerken van zijn ziekte was dat zijn gezichtsvermogen van dag tot dag varieerde, afhankelijk van de omstandigheden, de afstand en de hoek van waaruit hij iets bekeek, en ook afhankelijk van het licht, of dat fel of gedempt was, en allerlei andere, veranderlijke factoren. En juist de momenten waarop hij behoorlijk kon zien maakten zijn terugval naar een toestand van bijna-blindheid steeds moeilijker te verdragen. Maar hij had zijn kwaal op bewonderenswaardige wijze geaccepteerd, dacht Maxi terwijl ze hem de diverse aanwezigen, die hij onmiddellijk aan hun stemgeluid herkende, hoorde begroeten. Maxi vergat even waarvoor ze gekomen was, zo verdiept was ze in haar liefdevolle gedachten over haar broer.
'Maxime,' zei een stem met een licht Engels accent en een mooi, helder geluid dat Maxime even deed huiveren. Haar moeders stem was de enige ter wereld die haar altijd deed schrikken en toch klonk hij alsof hij nooit werd verheven om iemand iets op te dragen of een dienst te vragen, laat staan om boos uit te schieten. Het was een stem met zo'n welluidend en zelfverzekerd timbre dat de eigenares er alles - of bijna alles - mee had weten te verkrijgen. Maxi vermande zich, draaide zich om en begroette haar moeder.
'Wanneer ben je teruggekomen, Maxime?' Lily Amberville slaagde er niet helemaal in haar verbazing te verbergen. 'Ik dacht dat je nog in Peru aan het skiën was. Of was het Chili?' Ze streek de pony uit Maximes gezicht, een vertrouwd, liefkozend gebaar, waaruit een permanente afkeuring voor Maxi's slordige kapsel sprak. Maxi voelde de machteloze woede in zich opkomen die ze al jaren niet meer uitte. Waarom, dacht ze, is mijn moeder de enige die me het gevoel geeft dat ik lelijk ben? Lily Amberville, die zich al dertig jaar koesterde in de eerbied die alleen enkele van de rijkste en machtigste schoonheden ter wereld ten deel valt, omhelsde haar dochter met bijna vorstelijke waardigheid. Maxi liet zich die omhelzing, zoals altijd, met een mengeling van wrevel en hunkering welgevallen. 'Dag, moeder. Je ziet er beeldschoon uit,' zei ze naar waarheid. 'Had ons toch laten weten dat je kwam,' zei Lily, zonder het compliment te beantwoorden of ervoor te bedanken. Het leek wel of ze nerveus was, dacht Maxi, ofschoon dat geen woord was dat ze ooit met Lily in verband zou brengen. Nerveus, en wat gespannen.
'Ik geloof dat er ergens een misverstand in het spel is, moeder. Niemand heeft me iets over deze vergadering laten weten. Als Toby niet had gebeld...'
'Ja, er is blijkbaar een communicatiestoornis geweest. Zullen we gaan zitten?' opperde Lily Amberville. Ze liep weg en Pavka Mayer kwam weer naar Maxi toe.
'Kom naast mij zitten, deugniet. Zo vaak overkomt me dat niet.'
'Deugniet? Je hebt me in geen twee maanden gezien,' protesteerde Maxi. 'Wie weet heb ik mijn leven gebeterd.' 'Mijn Maxi haar leven gebeterd?' plaagde hij. 'En dan moet ik zeker ook aannemen dat de zeven dwergen je die fantastische zwarte parel cadeau hebben gedaan omdat je zo onschuldig, zo braaf en zo kuis bent als Sneeuwwitje?' 'Het was er maar één en het was bepaald geen dwerg,' zei Maxi zonder blikken of blozen, terwijl ze de opnieuw vergeten parel in haar blouse liet glijden. Het was beslist geen sieraad om overdag te dragen.
Ze wilde juist op de stoel naast Pavka neerstrijken, toen een hand haar iets te stevig bij de arm greep. Ze draaide zich om en verstrakte van ergernis. Haar oom Cutter Dale Amberville, de jongere broer van haar vader, bukte zich en kuste haar op het voorhoofd. 'Cutter,' zei Maxi op koele toon, 'wat doe jij hier?' 'Lily wilde graag dat ik meekwam. Het verbaast me overigens jou hier te zien. Ik dacht dat je ons had verlaten voor oorden waar meer te beleven valt. Wat fijn dat je er toch bent, Maxi.' Zijn stem had een hartelijke klank.
'En waar dacht je dan dat ik was, Cutter?' Ze moest zich beheersen om de afkeer die ze voelde uit haar stem te weren. 'Iedereen zei dat je in Peru was gaan skiën. Of in Chili. In een of ander onbereikbaar gehucht.'
'Ben ik daarom niet op de hoogte gesteld van deze vergadering?'
'Inderdaad, lieve kind. Het leek ons vergeefse moeite. We hadden niet eens een telefoonnummer. Maar ik ben blij dat ik me heb vergist.'
'Ga nooit op geruchten af, Cutter. Toby wist waar ik was, maar kennelijk was zelfs hij niet van deze bijeenkomst op de hoogte gesteld. Ik vind dat hoogst merkwaardig. En bovendien, al had ik ergens aan de Amazone gezeten, ik eis dat ik van de zaken op de hoogte word gehouden,' reageerde Maxi kortaf. 'Ik beloof je dat ik het nooit weer zal vergeten.' Cutter Amberville produceerde een glimlach die tot in zijn jeugdige blauwe ogen doorstraalde, een glimlach die zijn gezicht het gereserveerd gedistingeerde ontnam, een glimlach zo breed dat een ontwapenend scheefstaande tand werd onthuld, waardoor zijn ambassadeursgezicht veranderde in dat van een vrijbuiter. Hij dankte zijn voorspoed aan de onmiskenbare kracht van die glimlach, al was hij al lang vergeten dat hij deze in zijn middelbare-schooltijd voor de spiegel placht te oefenen en er door subtiele bewegingen van zijn aangezichtsspieren uiteindelijk in slaagde de warmte - en dus oprechtheid - van zijn mond over te brengen naar zijn ogen.