Geen tijd voor een kus(157)
‘Moet het beslist ook in mijn haar?’ vroeg hij een uur later, toen Jena bijna klaar was met het beschilderen van zijn lichaam. De verf voelde op zijn hoofd anders aan dan op de rest van zijn lichaam, korreliger leek het wel. Maar omdat ze hem had verboden te praten, omdat anders de verf op zijn gezicht zou barsten, durfde hij er niets van te zeggen.
‘Nou, weten jullie allemaal nog wat je moet doen?’ vroeg Jena toen ze allemaal beschilderd en wel in de goede positie tussen de kartonnen zuilen op de wagen stonden.
De standbeelden maakten instemmende geluiden.
‘Goed. Ik zal zelf meelopen naast de wagen, voor het geval er iets misgaat.’ Ze draaide zich om en pakte een grote vogelkooi met een witte kaketoe erin.
Waar had ze die zo snel vandaan gehaald, vroeg Noah zich af. En waarom? Maar hij kon het haar niet vragen, aangezien de optocht zich al in beweging had gezet. Hij kon haar nu ook niet meer zien, dus zette hij de gedachte aan Jena even uit zijn hoofd en concentreerde zich op zijn taak om een standbeeld te zijn.
Ze reden juist door de hoofdstraat toen er, tot grote vreugde van de toeschouwers, een vogel op zijn hoofd ging zitten. Zonder zich te verroeren liet Noah zijn blik over de juichende mensenmassa glijden. Hij herkende een paar patiënten die hij ooit had behandeld. Een eindje verderop viel zijn blik op Greg en Rose, die hand in hand langs de weg stonden. Ze zagen er stralend uit, en dat was ook geen wonder, want Greg had de vorige dag, dankzij een goed woordje van Noah, een nieuwe baan gevonden.
De vogel bleef hardnekkig zitten waar hij zat.
‘Ksst,’ siste Noah tussen zijn tanden.
Het enige resultaat was dat de kaketoe verhuisde naar zijn linkerschouder. Vanuit zijn ooghoek ving Noah een glimp op van witte veren en een gele borst. Het leek wel of het beest iets wegpikte van achter zijn oor.
Opeens ging hem een licht op!
Dat zet ik haar betaald, dacht hij strijdvaardig.
De toeschouwers juichten en klapten bij de aanblik van het standbeeld met een vogel erop. De andere standbeelden verroerden geen spier, hoewel ze bijna stikten van het lachen.
De optocht eindigde in het park, waar de plaatselijke harmonie een kerstconcert gaf. Zodra de standbeelden zich mochten ontspannen, dromden ze allemaal lachend samen om Noah.
‘Wij kregen het meeste applaus van allemaal!’
‘De mensen vonden het geweldig!’
‘Heb je gezien hoe ze stonden te wijzen en in hun handen te klappen?’
‘Het had eigenlijk een duif moeten zijn, maar die konden we niet krijgen. Toen heeft Jena de kaketoe van haar broer geleend. Die is gek op pompoenpitten, daarom heeft ze wat pompoenpitten in je haar gedaan.’ Terwijl Carla Noah op de hoogte bracht van het complot, lokte Suzy de vogel naar zich toe met een paar pitten die op de vloer van de wagen waren gevallen.
Noah keek om zich heen. Daar kwam Jena aangelopen, de lege vogelkooi bungelend aan haar hand. Haar houding had iets aarzelends, alsof ze zich niet helemaal op haar gemak voelde.
En terecht!
‘Vond je het erg vervelend?’ vroeg ze met een klein stemmetje toen ze zich bij hen had gevoegd.
Om de wagen heen stonden nog steeds mensen na te praten en te lachen om de grap van het standbeeld-met-vogel.
Noah sloeg zijn arm om Jena heen en trok haar tegen zich aan. Het kon hem niets schelen dat ze helemaal onder de verf kwam te zitten. ‘Nee hoor,’ zei hij grootmoedig. ‘Eigenlijk vond ik het ontzettend leuk.’ En dat was ook zo, nu hij eraan terugdacht.
Ze kuste hem op zijn lippen. ‘Zo leuk kan het hele leven zijn,’ fluisterde ze, ‘als je van elkaar houdt. Maar het gaat niet vanzelf, we moeten er altijd aan blijven werken.’
Ze keek hem aan. Op haar lippen zat een spoortje zilververf. ‘Wij gaan samen een geweldig leven opbouwen, hè?’
Noah knikte plechtig. ‘Ik heb het uitgerekend,’ zei hij. ‘Als we vijftig jaar bij elkaar blijven, is het een avontuurtje van achttienduizend tweehonderdvijftig nachten. En dan heb ik rekening gehouden met de schrikkeljaren.’
Jena kroop nog iets dichter tegen hem aan. ‘Dat lijkt me prima,’ fluisterde ze. ‘Om mee te beginnen.’