De Vuurdoop(166)
Ze praatten en aten. Sophie luisterde naar het kille gespreksonderwerp. Ze waren het er allemaal over eens dat ze zich gedeisd moesten houden en afwachten hoe het met Hector ging. Hanke moest dood, de vraag was alleen hoe en wanneer.
29
Lars had uitgecheckt bij het hotel en betaald met een deel van Gunilla’s contanten.
Hij verliet de stad en kwam laat in de avond bij de Bergsjögården aan. Een man en een vrouw van in de vijftig heetten hem welkom. Ze maakten een hartelijke, betrouwbare en normale indruk. Hij had iets anders verwacht, misschien wel het tegenovergestelde.
Ze vroegen of ze zijn bagage mochten doorzoeken en dat vond hij goed.
Lars betaalde een maand behandeling met de rest van Gunilla’s geld en de volgende ochtend zat hij in een kring met elf andere mannen uit alle hoeken van het land, die er allemaal heel anders uitzagen en heel verschillende achtergronden hadden. Ze stelden zich met hun voornaam voor en vertelden nerveus waarom ze daar zaten. Ze waren allemaal drugs- of medicijnverslaafd. Iedereen was bang en benieuwd wat hem te wachten stond.
De eerste dag ging goed. Hij kreeg het gevoel dat hij hier goed zat, dat hij geholpen werd. ’s Middags praatte hij met een begeleider. Het was een vertrouwelijk gesprek, in elk geval wat de begeleider betrof. Een voormalig medicijnverslaafde en verzekeringsmakelaar uit Småland, die Daniel heette. Daniel zei dat hij wist wat Lars doormaakte en dat ze hem zouden helpen als hij bereid was het roer om te gooien.
Lars begreep er niet veel van, maar het was een overweldigend gevoel dat hij zich op een goede, menselijke plaats bevond waar de mensen collectief verstandig waren. Hij wilde ook weer verstandig zijn.
De tweede dag ging moeilijker, aanvankelijk. Ze kregen de opdracht hun eigen drugs- en verslavingsgeschiedenis op te schrijven. Zijn weerstand werd kleiner toen hij de andere mannen hoorde praten. Open, emotioneel en eerlijk.
Die avond schreef Lars dat de vonken ervan afspatten. Hij begon zich op de een of andere manier vrij te voelen, vrij en dankbaar. Hoe meer hij schreef, hoe duidelijker het beeld werd, een beeld dat hij zou kunnen corrigeren, dat voelde hij. Dat het leven vanaf nu misschien anders kon worden, beter.
Die nacht sliep hij lekker, hij droomde de bekende dromen en toen hij wakker werd had hij zin in ontbijt.
Op de middag van de derde dag kwamen de onthoudingsverschijnselen en de ontkenning. Nu was Lars het positieve gevoel kwijt. Daniel zag het en probeerde hem weer op de rit te krijgen. Maar er zat een spottende glimlach op Lars Vinges gezicht geplakt. Daniel en de andere mannen van de Bergsjögården waren opeens zijn vijanden geworden. Hij vergeleek zichzelf met hen. Het waren allemaal idioten en leden van een sekte. Hij had met niemand van hen iets gemeen. Ze waren zwak en gehersenspoeld en konden hun hogere macht in hun reet stoppen. De impuls om te vluchten bonsde en schreeuwde in zijn binnenste en die nacht kneep hij ertussenuit. Hij klom uit het raam van zijn slaapkamer en liep naar de parkeerplaats waar zijn auto stond. Hij zou naar huis gaan en een paar dagen lang flink wat spul innemen, daarna kon hij weer stoppen, dat zou geen probleem zijn. Nu wist hij immers dat deze plek er was, die zou wel blijven. Bovendien had hij toch het recht om met zijn leven te doen wat hij wilde? Hij deed er niemand kwaad mee.
***
Lars kwam thuis in zijn appartement en verdoofde zichzelf met alle drank en pillen die hij kon vinden. Zijn hersenen werden traag en Lars kroop over de vloer op zoek naar mieren en andere beestjes om mee te praten. Hij kotste in de gootsteen, dat was een prettig en reinigend gevoel. Daarna nam hij flink wat Hibernal in. Hij wist wat het was: chemische lobotomie. De pillen deden precies wat ze moesten doen. Lars bleef een eeuwigheid op de grond voor zich uit zitten staren, van enig gevoel geen spoor. Hij zat daar gewoon, Lars Vinge, hij voelde niets, vond niets, verwachtte niets. Een groot niets zonder enige inhoud. Daarna werd alles zwart, zoals altijd.
De volgende ochtend werd hij wakker op de keukenvloer met een koud gevoel tussen zijn benen. Hij voelde met zijn hand, zijn spijkerbroek was nat en koud; hij had in zijn broek geplast.
Zijn mobieltje rinkelde op de parketvloer naast hem, hij reikte ernaar.
‘Hallo, kerel.’
De stem van Tommy. Lars veegde speeksel uit zijn mondhoek.
‘Hoi,’ zei hij rochelend.
‘Heb je uitgecheckt?’
Lars probeerde zijn gedachten te ordenen.
‘Hoe weet je dat?’
‘Ik hou een oogje op mijn mensen, je had iets moeten zeggen, Lars. We zorgen voor elkaar... Je bent niet alleen, als je dat soms denkt. Hoe gaat het met je?’
Lars wreef met zijn wijsvinger langs zijn neus.
‘Ik weet het niet, wel goed geloof ik.’
‘Ik kom naar je toe,’ zei Tommy.
Lars kon zo snel niet protesteren.
Een halfuur later was Tommy er. Hij had eten en drinken bij zich in de vorm van een suikerbrood en sinaasappeldrank. Ze zaten in de woonkamer een openhartig gesprek te voeren, Lars in een fauteuil en Tommy op de bank. Tommy zei dat hij vond dat Lars het nog eens moest proberen, het werk bleef wel en als chef had hij de mogelijkheid om Lars’ behandeling te betalen. Lars luisterde aandachtig. Tommy stelde vragen over Lars’ verslaving, welke pillen hij nam, hoe hij eraan kwam en welke het sterkst waren. Lars antwoordde zo goed mogelijk. Hij vertelde hoe hij al in zijn jeugd verslaafd was geraakt en helemaal uit de koers was geraakt toen hij opnieuw was begonnen met relatief ongevaarlijke spullen. Tommy luisterde hoofdschuddend.