Reading Online Novel

De Vuurdoop(165)



‘Omdat ik kneedbaar ben?’

Gunilla keek hem verbaasd aan.

‘Ik heb een microfoon uit Sophies huis gehaald en die in bureau Brahegatan geplant. Alles is opgenomen: de ontvoering van Albert, het afluisteren, de moord op Sara, de moord op Patricia Nordström... Alles staat erop... Helder en duidelijk. Jouw aantekeningen en waardepapieren heb ik ook. De bedragen die jij, Anders en je broer in de loop der jaren hebben gestolen...’

Gunilla stond stil, staarde Lars aan, probeerde gedachten en woorden te vinden. Vervolgens draaide ze zich om en liep weg.

Lars keek haar na en liep terug naar de kerk. Hij vond een bank, ging zitten en pakte zijn mobiel, vulde zijn longen met zuurstof en liet de lucht langzaam weer ontsnappen. De klokken begonnen te luiden, hij tilde het mobieltje op en toetste het nummer in. Het telefoonsignaal klonk buitenlands.

Ze nam op met ‘hallo’. Hij werd zenuwachtig toen hij haar stem hoorde. Hij stelde zich wat knullig voor. Ze klonk kortaf, alsof ze helemaal niet blij was dat hij belde. Lars verontschuldigde zich en zei dat het allemaal geregeld was, dat ze nu gerust kon zijn. Ze vroeg wat hij bedoelde en hij legde haar uit wat hij had gedaan.

‘Ik ben straks een tijdje weg,’ zei Lars.

Sophie zweeg.

‘Misschien kunnen we elkaar eens spreken als ik terug ben?’

Sophie hing op.

***

*

***

Ze maakten een tussenlanding op Ruzyně International in Praag. Leszek nam haar en Sonya mee naar de vip-lounge, waar ze wat aten en rustten. Hun vlucht naar Arlanda zou over twee uur vertrekken.

Sophie probeerde een tijdschrift te lezen. Ze sloeg het dicht, stond op en liep even rond om de benen te strekken. Ze ging voor een raam staan en keek uit op de aankomsthal beneden. Daar stroomden de mensen in een soort ordelijke chaos langs. Deze reis liep ten einde, maar zo voelde het niet. Ze had juist constant het gevoel dat iets groots nog maar net was begonnen, nog in de kinderschoenen stond. Ze liet haar blik verdrinken in de mensenzee beneden. Na een tijdje draaide ze zich om. Leszek lag op de bank te slapen, Sonya bladerde in een weekblad. Ze ging naast hen zitten en pakte een tijdschrift van tafel. Sonya keek op van haar lectuur, glimlachte naar Sophie en ging weer door met lezen.

Vanaf Arlanda ging ze rechtstreeks naar het Karolinskaziekenhuis. Jane en Jesus zaten allebei in Alberts kamer een boek te lezen. Jane stond op en omhelsde Sophie stevig.

Albert was nog steeds buiten kennis. Sophie kon niet meer op haar benen blijven staan, ze moest gaan zitten. Albert zag er zo vredig uit, misschien droomde hij mooie dromen. Dat hoopte ze, dat was het enige wat ze op dat moment hoopte. Ze hield zijn hand vast, de tijd loste op. Duizend en één gedachten hadden haar de afgelopen dagen beziggehouden, of eigenlijk verschillende verschijningsvormen van één enkele wens: dat Albert er op de een of andere manier goed uit zou komen.

Ze bleef daar een hele poos zitten, uren misschien wel. Daarna verliet ze de kamer. Ze liep door de gang, passeerde een man met een sikje en kort haar die met zijn stoel tegen de muur leunde; hij zocht haar blik en ze bleef staan.

‘Ik ben een vriend van Jens,’ zei hij discreet voordat ze het kon vragen. ‘Ik zal erop blijven toezien dat je zoon niets overkomt.’

Hij keek weg alsof hun gesprek afgelopen was. Ze wist niet wat ze moest zeggen, ze wilde iets zeggen, het werd een gefluisterd ‘dankjewel’.

***

Ze draaide de deur van het huis van het slot en stapte naar binnen. Ze hoorde de stilte die haar tegemoetkwam in de vorm van tikkende geluiden in het huis. Ze liep de keuken in en bleef midden in de ruimte staan. Ze wilde naar hem roepen, zeggen dat ze thuis was. Hij zou antwoorden vanuit de tv-kamer of van boven. Hij zou boos klinken, zonder dat hij dat was, daarna zou zij de boodschappen in de koelkast leggen, of tafeldekken. Of gewoon in een stoel gaan zitten lezen in een weekblad dat ze net had gekocht. Hij zou de keuken in komen en grapjes met haar maken. Ze zou vragen naar zijn huiswerk en zeggen dat hij binnenkort naar de kapper moest. Hij zou niet reageren en dat zou ze prima vinden.

Maar... nergens geluiden. Niemand aanwezig behalve zijzelf. Ze voelde dat ze op instorten stond. Dat wilde ze niet, ze vocht ertegen en hervond iets in zichzelf.

Ze kwamen om kwart over zeven, de vaste tijd voor bezoek.

Sonya, Leszek, Ernst, Daphne en Thierry bevonden zich in haar woonkamer. Leszek had postgevat bij een raam en hield de tuin en de weg in het oog. Ernst inspecteerde een schilderij. De anderen keken naar de foto’s in de kast en praatten met elkaar.

Ze sloeg hen vanuit de keuken gade, waar ze met het eten bezig was. Het was een bont gezelschap, maar nu was het háár gezelschap, waren het háár mensen. Vrienden? Nee... Beslist niet. Vijanden? Nee, dat ook niet. Ze voelde zich eenzaam, ze had het gevoel dat ze een rol speelde. Dat deden de anderen misschien ook wel.