Blauwe maan(87)
Ik maak me los en knik in plaats van iets te zeggen. Ik weet dat ik compleet instort als ik nu nog iets moet zeggen. Het lukt nog net ‘dank je wel’ uit te brengen voor ik bij de voordeur ben.
‘Je hoeft mij niet te bedanken, hoor.’ Ze loopt met me mee. ‘Maar, Ever, weet je zeker dat je niet nog een laatste keer bij Damen wilt kijken?’
Ik draai me om, maar mijn hand ligt al op de deurknop. Heel eventjes twijfel ik nog. Maar dan haal ik diep adem en schud mijn hoofd. Ik weet dat het geen zin heeft dit nog langer uit te stellen. Bovendien kan ik het niet aan om zijn beschuldigende blik nog een keer te zien.
‘We hebben al afscheid genomen,’ zeg ik als ik naar buiten loop, richting mijn auto. ‘Trouwens, ik heb ook niet veel tijd meer. Ik moet nog iets afhandelen.’
Vierenveertig
Ik rijd Romans straat in, parkeer op zijn oprit en ren naar de deur, die ik intrap. Ik zie het hout versplinteren en breken terwijl de deur kraakt in zijn scharnieren en openzwaait. Ik hoop hem te verrassen, zodat ik hem een stomp in al zijn chakra’s kan geven en voorgoed van hem af ben.
Ik sluip naar binnen en kijk om me heen. De muren zijn gebroken wit, ik zie aardewerken vazen met zijden bloemen en grote posters met voorspelbare afbeeldingen: Van Goghs Sterrennacht, De kus van Gustav Klimt en een uitvergrote versie van Botticcelli’s De geboorte van Venus, die boven de schoorsteen hangt in een gouden lijst. Het ziet er allemaal zo gewoontjes uit dat ik me bijna afvraag of ik het juiste huis te pakken heb.
Ik had meer durf verwacht. Meer lef, een postapocalyptische inrichting met zwartleren banken, verchroomde tafels, een overdreven hoeveelheid spiegels en vreemde kunstwerken. Strakker, hipper en alles behalve dit knusse huis vol chintz en een hoop poeha. Ik kan me bijna niet voorstellen dat iemand als Roman hier woont.
Ik loop door het huis en controleer elke kamer, elke kast en ik kijk zelfs onder het bed. Als ik zeker weet dat hij niet thuis is, haast ik me naar de keuken, waar ik zijn voorraad onsterfelijkheidsdrank vind. Die giet ik door de gootsteen. Het is kinderachtig, het heeft totaal geen zin en het maakt waarschijnlijk geen moer uit, aangezien alles teruggespoeld wordt op het moment dat ik terugreis in de tijd. Maar ook al is het niet meer dan een klein ongemak, hij weet in elk geval dat hij het aan mij te danken heeft.
Daarna rommel ik in een la, op zoek naar een stukje papier en een pen. Ik wil een lijstje maken van alles wat ik niet mag vergeten. Het is een simpele opsomming van instructies die niet te moeilijk mogen zijn voor iemand die zich dit allemaal niet meer kan herinneren. Toch moet het zo duidelijk en beknopt zijn dat ik dezelfde fouten niet nog een keer maak.
Dit is mijn lijstje:
1. Ga niet terug voor het sweatshirt!
2. Je kunt Drina niet vertrouwen!
3. Ga niet terug voor het sweatshirt – wat er ook gebeurt!
En dan, opdat ik het niet helemaal vergeet en in de hoop dat ik me er misschien iets van herinner, voeg ik nog toe:
4. Damen
Ik kijk het lijstje nog een keer na (en nog een keer) om er zeker van te zijn dat ik alles heb en niets ben vergeten. Dan vouw ik het tot een vierkantje, stop het diep in mijn zak en loop naar het raam. De hemel heeft een diepblauwe kleur en er is geen zon te zien. Als ik opzij kijk, zie ik de volle maan. Ik haal diep adem en loop naar de lelijke chintzbank. Het is tijd.
Ik sluit mijn ogen en in gedachten zoek ik het licht. Graag wil ik die stralende sluier nog een keertje zien en al snel land ik zachtjes op de zachte grashalmen in het heerlijk ruikende veld. Hun elasticiteit en veerkracht helpt me terwijl ik ren, huppel en dans door het veld. Ik doe een radslag, een achterwaartse handstandoverslag en maak een salto. Mijn vingertoppen strelen de prachtige bloemen met hun pulserende blaadjes en hun heerlijk zoete geur. Ik wandel tussen de wuivende bomen door, langs het regenboogkleurige riviertje. Ik wil alles nog een keer zien en goed in me opnemen en elk detail onthouden. Ik zou graag willen dat ik dit gevoel kon vangen, zodat ik er eeuwig van kon genieten.
Met nog een paar tellen de tijd, besluit ik dat ik hem nog één keertje wil zien. Ik wil nog een keertje bij hem zijn zoals voor alle ellende begon. Dus sluit ik mijn ogen en ik laat Damen verschijnen.
Ik zie hem voor me, net als die eerste keer dat ik hem zag op het parkeerterrein bij school. Zijn glanzend zwarte haar dat in golven langs zijn kaaklijn hangt en net boven zijn schouders eindigt. Zijn amandelvormige ogen, zo diep en donker, die me toen al bekend voorkwamen. En dan zijn lippen! Die volle, uitnodigende lippen met hun perfecte vorm. En zijn lange, slanke, gespierde lijf. Mijn herinnering is zo sterk, zo krachtig en zo tastbaar dat elk kenmerk, elke porie, zichtbaar is en klopt.
Als ik mijn ogen open, maakt hij een buiging voor me. Hij steekt zijn hand uit en nodigt me uit voor een laatste dans. Ik neem het aanbod aan en voel zijn andere arm om mijn middel. Hij leidt me in grote, draaiende lijnen door het fantastische veld met bloemen. Onze lichamen bewegen, onze voeten zweven boven het gras en we dansen op een melodie die niemand anders kan horen. Elke keer als hij dreigt te verdwijnen, sluit ik mijn ogen en concentreer ik me op hem, zodat hij terugkomt en we verder dansen. Net als graaf Von Fersen en zijn Marie Antoinette, Albert en Victoria, Marcus Antonius en Cleopatra. We zijn de grootste en bekendste geliefden ter wereld – we zijn alle verliefde stellen die er ooit geweest zijn. Ik leg mijn hoofd op zijn schouder, verberg mijn gezicht in zijn nek en wil niet dat dit liedje ooit eindigt.