Blauwe maan(84)
Ik pak Damens arm stevig vast en knijp mijn ogen half dicht. Ik ben vastberaden langs Roman te komen, wat ik er ook voor moet doen.
‘Echt hoor, Ever.’ Hij schudt zijn hoofd en kijkt van Damen naar mij. ‘Waarom verdoe je je tijd aan dat wrak? Hij is oud, zwak en enorm kwetsbaar. En het spijt me je dit te moeten vertellen, maar volgens mij balanceert hij op het randje van de dood. Ze bent toch niet echt van plan jouw jeugdige nectar te verspillen aan die dinosaurus naast je?’
Hij kijkt me aan met stralend blauwe ogen, zijn lippen krullen omhoog en dan kijkt hij om naar de lunchtafel, waar het gejoel opeens nog feller wordt.
Dan gaat er een lampje branden.
Ik weet het.
Dat vermoeden dat langzaam omhoogkroop, dat diep vanbinnen verscholen zat en de hele tijd mijn aandacht probeerde te krijgen? Het is gelukt. Ik weet nog niet of ik gelijk heb. Als ik ernaast zit, zal ik me vol schaamte moeten verbergen. Maar ik kijk eens goed om me heen naar de hele groep. Mijn blik glijdt van Miles naar Haven naar Stacia, Honor en Craig en alle andere leerlingen die allemaal schreeuwen en bewegen. Ze doen elkaar na, ze doen allemaal precies hetzelfde zonder zich af te vragen wat ze doen of waarom.
Ik haal diep adem, sluit mijn ogen en richt al mijn energie op de groep. Dan schreeuw ik:
‘WORD WAKKER!’
Ik sta stil en wacht af. Ik schaam me kapot nu alle spot opeens weer tegen mij gericht is. Maar dat mag me niet weerhouden. Ik weet gewoon dat Roman een soort massahypnose toepast, waardoor iedereen in een leeghoofdige toestand terechtkomt en precies doet wat híj wil.
‘Ever, kom op, zeg. Probeer de eer aan jezelf te houden.’ Roman lacht. ‘Zelfs ik kan je niet helpen als je hiermee doorgaat.’
Ik luister niet naar hem. Dat mag niet. Ik moet hem tegenhouden, ik moet ze allemaal tegenhouden. Ik moet ervoor zorgen dat ze wakker worden, dat ze hiermee kappen.
Hmm…
Misschien is dat het wel. Misschien moet ik met mijn vingers knippen en…
Ik haal diep adem, sluit mijn ogen en schreeuw zo hard ik kan:
‘HOU OP!’
Mijn klasgenoten raken door het dolle heen. Hun spottende opmerkingen worden venijniger en ik krijg nu een lading lege blikjes naar mijn hoofd gesmeten.
Roman zucht en kijkt me aan. ‘Ever, toe nou. Ik meen het. Je moet ophouden met die onzin en wel nu! Je zet jezelf enorm voor schut als je denkt dat dit werkt! Wat wil je nu doen, iedereen een klap in zijn gezicht geven?’
Mijn ademhaling is snel en oppervlakkig. Ik weet dat ik gelijk heb, wat hij ook zegt. Ik weet zeker dat zij allemaal betoverd zijn, dat hij hun gedachten overgenomen heeft, hen aanstuurt…
Opeens herinner ik me een oude documentaire die ik op tv heb gezien. De hypnotiseur bracht zijn patiënt bij, niet door hem te slaan of met zijn vingers te knippen, maar door in zijn handen te klappen nadat hij tot drie geteld had.
Nog één keer haal ik diep adem. Mijn klasgenoten zijn ondertussen op de tafels en stoelen geklommen, zodat ze me nog beter kunnen bekogelen met hun lunch. Ik weet dat dit mijn laatste kans is. Als dit niet werkt… nou ja, ik weet niet wat ik dan nog moet doen.
Ik sluit mijn ogen en roep zo hard als ik maar kan:
‘WORD WAKKER!’
Dan tel ik af van drie tot één en klap twee keer hard in mijn handen.
En dan…
En dan… niets.
De hele school valt stil en langzaam komt iedereen weer bij.
Ze wrijven in hun ogen, knipperen een paar keer, geeuwen en rekken zich uit alsof ze heel lang geslapen hebben. Iedereen kijkt niet-begrijpend om zich heen. Waarom staan ze boven op een tafel samen met mensen die ze niet kunnen uitstaan?
Craig reageert als eerste. Hij merkt dat hij zo dicht naast Miles staat dat hun schouders elkaar bijna raken, en rent naar de andere kant. Vlug zoekt hij het gezelschap op van de andere sporters, bij wie hij zich veilig voelt. Met een stomp op de arm van een vriend is hij weer helemaal het haantje.
Haven staart vol afgrijzen naar haar wortelsnack en ik moet erom grijnzen. Iedereen is weer normaal, inclusief de gebruikelijke scheldpartijen, het rollen met de ogen, de vernederende opmerkingen en de vorming van groepjes. Alles is weer als vanouds, vijandigheid en afgunst voeren de boventoon.
Mijn school is eindelijk weer normaal.
Ik draai me naar het hek en ben er klaar voor om Roman nu aan te pakken, maar hij is weg. Dus houd ik Damen steviger vast en loop voorzichtig met hem naar het parkeerterrein. Miles en Haven, mijn twee beste vrienden, die ik ontzettend heb gemist en na vandaag nooit meer zal zien, lopen mee.
‘Jullie weten dat ik van jullie hou, hè?’ Ik kijk van de een naar de ander. Ze zullen het wel raar vinden, maar ik wil het gewoon graag zeggen.
Ze kijken elkaar aan en wisselen een verschrikte blik. Ze vragen zich af wat er gebeurd is met het meisje dat ze ooit beschouwden als een ijskoningin.