Reading Online Novel

Blauwe maan(85)



‘Eh… oké,’ stamelt Haven hoofdschuddend.

Ik glimlach en omhels ze allebei stevig. Tegen Miles fluister ik: ‘Wat er ook gebeurt, nooit stoppen met acteren of zingen, je zult het nog ver sch…’ Ik breek de zin af en vraag me af of ik hem moet vertellen dat ik net felle lichten en Broadway heb gezien. Tegelijkertijd wil ik de reis ernaartoe voor hem niet verpesten door het eind te verklappen. ‘Je wordt er vast heel gelukkig van.’

Voor hij iets kan zeggen, wend ik me tot Haven. Ik weet dat ik moet opschieten en Damen naar Ava moet brengen. Maar ik wil zo graag dat ze meer van zichzelf gaat houden en niet afhankelijk is van anderen, en ze moet weten dat Josh de moeite waard is, zolang het duurt. ‘Je bent zo ontzettend waardevol,’ zeg ik. ‘Je hebt zoveel te geven… ik zou willen dat je zelf kon zien wat voor een stralende ster je eigenlijk bent.’

‘Eh… ieuw!’ roept ze lachend uit als ze zich losmaakt uit de omhelzing. ‘Gaat het wel met je?’ Ze kijkt van mij naar Damen. ‘En wat is er met hem aan de hand? Waarom zit hij zo voorovergebogen?’

Ik schud mijn hoofd en stap in de auto. Ik heb geen tijd meer te verliezen. Terwijl ik achteruitrijd, kijk ik uit mijn raampje en roep: ‘Hé, weet een van jullie waar Roman woont?’





Tweeënveertig


Ik had nooit gedacht nog eens blij te zijn met die rare groeispurt en mijn gespierde bovenarmen. Maar dankzij mijn huidige lengte en spierkracht (en natuurlijk Damens uitgemergelde lichaam) lukt het me hem zonder al te veel moeite in een paar grote stappen van mijn auto naar Ava’s voordeur te krijgen. Ik ondersteun hem terwijl ik op de deur klop en ik ben er helemaal klaar voor om die in te trappen als dat nodig blijkt. Gelukkig doet Ava zelf de deur open en laat ons binnen.

Ik loop de hal binnen terwijl Damen meestrompelt. Vlak voor de indigokleurige deur blijven we staan. Ik zie tot mijn verbazing dat Ava aarzelt ons binnen te laten.

Ik begrijp dat ze niet zeker weet of ze de ‘vervuilende’ energie van een ziek, stervend iemand wil binnenlaten. Tegelijkertijd vind ik het te belachelijk voor woorden. ‘Als die kamer zo gezuiverd en heilig is als je denkt, dan zal dat Damen toch alleen maar kunnen helpen? Denk je niet dat hij alle positieve energie kan gebruiken die je maar kunt bieden?’

Ze kijkt me lang aan – langer dan ik in mijn ongeduld prettig vind – en geeft dan uiteindelijk toe. Ik storm langs haar heen naar binnen, leg Damen neer op de futon in de hoek en gooi de wollen sprei die ernaast ligt over hem heen.

‘Het drankje zit in de kofferbak van mijn auto, samen met het tegengif,’ zeg ik terwijl ik mijn sleutels naar haar gooi. ‘Dat rode spul heeft nog twee dagen nodig, maar hij zou zich vanavond al wat beter moeten voelen zodra de maan vol is en hij het tegengif kan innemen. Die drank geef je hem dan later, zodat hij weer kan aansterken. Al zal hij het waarschijnlijk niet nodig hebben als ik de tijd terug kan draaien. Maar goed, voor alle zekerheid…’ Ik knik en zou me graag net zo zelfverzekerd voelen als ik klink.

‘Weet je zeker dat het werkt?’ Ze kijkt toe hoe ik mijn laatste fles van de onsterfelijkheidsdrank uit mijn rugtas pak.

‘Het moet werken.’ Ik kijk naar Damen. Hij is zo bleek, zo zwak, zo… oud. En toch is hij nog steeds Damen. Je ziet nog steeds dat hij ooit heel knap was. Alleen wordt dat uiterlijk nu aangetast door het versnelde verouderingsproces en zijn zilvergrijze haren, de bijna doorzichtige huid en de verzameling rimpels rond zijn ogen. ‘Het is onze enige hoop.’ Ik gebaar dat ze de kamer moet verlaten. Ze doet de deur achter zich dicht terwijl ik op mijn knieën naast hem ga zitten en zijn haren uit zijn gezicht veeg. Voorzichtig dwing ik hem het elixir te drinken.

Hij verzet zich in eerste instantie. Hij beweegt zijn hoofd heen en weer en perst zijn lippen stevig op elkaar. Maar als hij merkt dat ik hem niet met rust laat, geeft hij het op. Hij laat de vloeistof in zijn keel glijden en langzaam wordt zijn huid warmer en de kleur keert terug op zijn gezicht. Hij drinkt de fles leeg en kijkt me dan met zoveel liefde en warmte aan dat ik me dolgelukkig voel nu ik weet dat hij terug is.

‘Ik heb je gemist,’ fluister ik, knikkend, knipperend met mijn ogen en met een brok in mijn keel. Mijn hart vult zich met verlangen en ik druk mijn lippen tegen zijn wang. Alle opgekropte gevoelens die ik al die tijd zo hard heb onderdrukt, borrelen nu naar boven en ik blijf hem kusjes geven. ‘Je wordt weer helemaal beter,’ verzeker ik hem. ‘Binnenkort ben je weer de oude.’

Mijn gevoel van geluk is van korte duur als zijn ogen opeens donker worden en zijn blik over mijn gezicht glijdt.

‘Je hebt me in de steek gelaten.’