Winterberg
1
Het was een uitstekende dag om de doden te begraven. Donkergrijze wolken pakten in rap tempo samen en je kon de spanning in de lucht voelen. Een lichtflits kondigde een fikse onweersbui aan. Het gerommel volgde snel.
‘Een, twee, drie, vier,’ telde Sophie hardop. Geluid legde ongeveer 340 meter per seconde af. Dat betekende dat het onweer iets minder dan anderhalve kilometer verwijderd was van de plek waar ze stonden. Ze was altijd al een weetjesfreak geweest. Een ‘stuudje’ zoals haar klasgenootjes haar vroeger noemden. Altijd goede cijfers en nooit een huiswerkopdracht overgeslagen. Ze vond niets heerlijker dan met haar neus in de studieboeken hangen. In tegenstelling tot de andere meisjes in haar klas had ze een voorliefde voor de bètavakken gehad. En ze was er ook goed in. In natuurkundige, scheikundige en wiskundige formules probeerde ze haar levensvragen beantwoord te krijgen, de ondoorgrondelijkheid tastbaar te maken met concrete getallen en rationele verklaringen. Met zweverig gedoe kon ze helemaal niets. Twee benen stevig op de grond was meer haar ding en zo was ze ook opgevoed.
Weer een flits. Deze keer drie tellen tussen donder en bliksem. De wind trok nog wat verder aan en de eerste dikke regendruppel belandde op haar neus. Ze huiverde. Niet alleen door het weer, maar ook door de gelegenheid. Tante Eva liet haar gevoel voor drama zelfs na haar dood nog met donderend geweld spreken. Ze had vast een goede plek voor zichzelf bedongen in de hemel. Sophie glimlachte bij de gedachte aan wijlen haar tante die nooit onder stoelen of banken stak hoe ze dingen wilde hebben. Ze was niet iemand geweest van wie je makkelijk kon houden, daar was ze te koeltjes voor geweest, maar respect had ze altijd wel afgedwongen. Sophie bewonderde haar daarom. Hoewel ze haar al twee jaar niet gezien had, kon ze zich haar tante nog levendig voor de geest halen. Hoge jukbeenderen, kaarsrechte rug en een spitse neus die ze graag overal instak. Priemende, donkere ogen, haar haar altijd opgestoken in een dikke knot.
In de zomer van 2011 had tante Eva Nederland kort aangedaan voor een familiebezoekje. De rest van het jaar resideerde ze in het hotel in Winterberg dat al bijna twee eeuwen in de familie was. Ze had het overgenomen van haar vader en runde de boel sinds de jaren tachtig met ijzeren hand. Sophies vader had, net als zijn twee andere broers, destijds genoegen genomen met wat geld en zijn zus het hotel van harte gegund. Ondanks het feit dat hij het zelf niet wilde runnen, vond hij het wel belangrijk dat het in de familie bleef. Een wens waar nu, na de dood van tante Eva, misschien wel een einde aan kwam aangezien het in de lijn der verwachting lag dat het hotel aan oom Dieter was nagelaten. Sophie was nog nooit in het hotel geweest, ze was niet zo’n wintersporter. Dat geklungel met die lange latten was niks voor haar. Duitsland trok haar sowieso niet zo als vakantieland, hoewel ze van meerdere mensen had gehoord dat het er prachtig was. Zij vloog liever linea recta naar een zonnig oord.
Ook haar man Daan was een echte zonaanbidder. In de zomer van 2010 had ze hem op Sicilië haar jawoord gegeven en tot op de dag van vandaag had ze daar allerminst spijt van. Ze hadden het goed samen. Al liep het financieel de laatste tijd niet echt lekker. Daan was zelfstandig boekhouder, maar door de economische crisis waren met name in die sector harde klappen gevallen. Hij kon het hoofd amper boven water houden en balanceerde op de rand van een faillissement. De rekeningen stapelden zich harder op dan ze werden weggewerkt. Haar salaris als docent scheikunde en wiskunde was ook geen vetpot.
De afgelopen maanden begon de stress bij Daan merkbaar toe te slaan. Hij sliep slecht, was wat sneller geïrriteerd en de kringen onder zijn ogen werden steeds donkerder. De vriendelijke uitdrukking op zijn gezicht was vervangen door een zorgelijke. Het lukte haar steeds minder goed om hem gerust te stellen of met een grap uit zijn bedrukte stemming te halen. En hij had ook wel degelijk een punt, want als zijn opdrachten niet op korte termijn zouden aantrekken, werd het opbrengen van de hypotheek een probleem. Bij vrienden had ze gezien dat de bank in dergelijke gevallen niet mild was en al snel tot een executieveiling wilde overgaan. Ze hoopte maar dat het niet zover zou komen. Net als Daan was ze bereid er alles aan te doen om hun financiën weer op orde te brengen. Een krantenwijk, een uitzendbaantje voor wat extra uren, vakkenvullen voor haar part.
Een felle lichtflits spleet de hemel in tweeën. Tante Eva eiste haar aandacht weer op. Tante Eva, onverwoestbaar en onoverwinnelijk. De schok was dan ook groot geweest toen oom Dieter meldde dat tante Eva was overleden. Het bleek dat ze zich al een tijdje niet zo goed voelde, maar daar had ze over gezwegen tegen de buitenwereld, waar ze blijkbaar ook haar familie toe rekende. Problemen hing je niet aan de grote klok maar hield je voor jezelf. Ook het oplossen ervan was je eigen verantwoordelijkheid. Maar soms groeiden problemen je boven het hoofd en moest je nu eenmaal om hulp vragen. Tante Eva had het gebrek aan dat inzicht met haar leven moeten bekopen. Als ze er op tijd een dokter bij had gehaald, was ze misschien nog te redden geweest.