Reading Online Novel

Slaven van de Klau(34)



Edgar was niet blij, maar Hack zwichtte niet. Er werden bijtende opmerkingen uitgewisseld en Hack vroeg zich hardop af of Lusiane Ludlow nog belangstelling had voor zijn aandelen, zodat zij haar belang kon vergroten van zesenveertig tot vierenvijftig procent. Edgar siste tussen zijn tanden, maakte vertwijfelde gebaren en schreef ten slotte de gevraagde machtiging uit.

Toen gaf hij Hack zijn laatste bevelen. 'De Phrones zijn een rondborstig, openhartig volk, misschien wat heftig. Natuurlijk ga je tactvol te werk bij het afdwingen van gehoorzaamheid aan onze regels en het handhaven van de orde. In geen geval willen we ontevreden of gebelgde klanten hebben; slechtere reclame is niet denkbaar.''Ik hoop maar dat ze even tactvol tegen mij zijn,' zei Hack.

Edgar reageerde met een zuur gebrom.





2



Hack vertrok zonder dralen weer van de Aarde. Hij nam een schip van de Zwarte Pakketlijn naar Alpheratz, stapte over op de Andromedalijn naar Mu Andromeda, en reisde vandaar met Algin-Obus Interwereldtransport verder in de richting van de Grote Nevel naar de F6-ster Martin Cordas, Andromeda 469 en de zevende planeet Lucia Cordas. Daar nam hij het Cordastransport naar Ethelrinda Cordas en ten slotte landde hij in de stad Wylandia op de westelijke kust.

Hij bracht drie dagen door in Wylandia. Dit was een plezierige stad in de subtropen die op palen was gebouwd boven de baai van San Remo. De wijken aan de kant van de kust hurkten onder reusachtige bomen en sommige gebouwen waren zelfs bevestigd aan de stammen en rezen in grillige terrassen boven de rest van de stad uit. Hack opende een bedrijfsrekening bij het plaatselijke kantoor van Barclay's Bank en ook een eigen rekening, waarop hij het geld stortte dat hij als voorschot had gekregen van Edgar Zarius.

Het Mariene Hildenbrand Hotel was een excentriek bouwwerk met talrijke vleugels, balkons en wandelgangen aan het eind van een kronkelende pier. Het keek uit over de grachten en waterlanen van Wylandia aan de ene zijde en de San Remo-baai aan de andere. De keuken en de service waren wel eigenaardig, maar ruimschoots bevredigend en Hack had geen haast om te vertrekken als hij de koele veranda, de rieten stoelen en de planten in potten van het hotel vergeleek met de oostelijke kust van het werelddeel. Hij bleef zelfs een dag langer dan strikt noodzakelijk was, met het voorwendsel dat hij sommige uitrustingstukken moest vernieuwen, zijn bagage moest overpakken en plaatselijke informatieplaatjes moest kopen voor zijn draagbare irsys. Uiteindelijk, toen hij geen nieuwe smoesjes wist te bedenken, huurde hij een luchtwagen, laadde zijn bagage aan boord en liet zich over de wildernis van het binnenland naar het oosten vliegen.

Nu kreeg Hack met een nieuwe ergernis te kampen. Toen hij er nog eens over nadacht, besloot de piloot van de wagen dat hij Hack niet rechtstreeks naar Grangali, de centrale stad van Phronus, wilde brengen. Hack redeneerde met de man, drong aan, dreigde; de bestuurder glimlachte alleen rustig en boog iets af naar het zuiden om te landen in Seprissa, waar hij Hack en zijn bagage afzette.

Seprissa was een stad van twintig- of dertigduizend inwoners en het handelsknooppunt van een enorm achterland. Zijn bestaan dankte hij aan de kweek, het verpakken en de uitvoer van exotisch fruit. Hack vernam dat de enige luchttaxi van de stad al verhuurd was, aan een andere man van de Aarde die naar Sabo moest. Dat zou de vertegenwoordiger van Argus wel zijn. In ieder geval was het al laat in de middag en Hack voelde er niets voor om na donker in Grangali te arriveren. Hij stak het centrale plein over - Seprissa's enige concessie aan het denkbeeld van stadsleven - en nam een kamer in de herberg.

Zijn avondeten kreeg hij in een prieel dat met drie van zijn vier zijden openlag voor het plein. Kinderen die zijn buitenissige kleren opmerkten, kwamen om hem heen staan en maakten stille opmerkingen in hun zangerige versie van het Oud-Engels. Seprissa was het middelpunt van hun heelal, dacht Hack, en de planeet Aarde was ver weg en bizar.

Zijn eten bestond uit fruit, een stoofpot van een soort mosselen in donkerrode saus, gegarneerd met noten en een zuur smakende groente, kruidkoek, lichtgeel bier, en dit alles at en dronk hij op zonder naar de herkomst te informeren of daarover na te denken. Op de buitenwerelden leed een kieskeurig man vaak honger.

Het begon te schemeren op het plein. De jongelieden van Seprissa kwamen wandelen. Er hingen drie manen in de hemel, waarvan één een vreemd lichtblauwe kleur had, de tweede groot en geel was als een appel en de derde een verre gouden schittering. Hack zat thee te drinken en begon weldra een gesprek met een man aan het tafeltje naast het zijne, die de eigenaar van een vissersboot bleek te zijn. De dieren die in de zeeën van Cordas leefden waren allemaal oneetbaar, hoorde Hack, maar toch hadden ze waarde, vooral door de prachtige leversteen van de juweelvis. 'Winstgevend is het wel, maar ook een riskante zaak,' zei de visser. 'Als ik uitvaar, weet ik nooit of ik 's avonds nog leef of al dood ben.' Hij gebaarde bruusk met zijn duim naar het noorden. 'Moordenaars, bandieten - die moet men immer duchten.'