Reading Online Novel

Niet alles is liefde(28)



‘Mijn vader drinkt geen cola light.’

‘Ik weet het. Hij is een Pepsi-colaman en ik haat Pepsi.’ Sebastian keek weer naar haar en liep om de oude houten tafel heen, die bezaaid lag met notitieboekjes, gele blocnotes en systeemkaartjes. Een laptop stond open en naast een BlackBerry stond een cassetterecorder met drie cassettes. ‘Hij is de enige die ik ken die nog steeds Pepsi drinkt,’ zei hij terwijl hij een kast opendeed en een beker van de bovenste plank pakte. De rand van zijn T-shirt schoot uit de tailleband van zijn jeans, die laag op zijn heupen hing. De elastische band van zijn ondergoed was erg wit tegen de gebruinde huid van zijn onderrug.

De herinnering aan zijn blote kont schoot door haar heen, en ze richtte haar blik op zijn door de slaap verwarde haar. Die ochtend in het Double Tree had hij geen ondergoed gedragen. ‘Hij is een erg trouwe consument,’ zei ze. De herinnering aan die ochtend maakte dat ze door de vloer wilde zakken en zich wilde verstoppen. Ze had geen seks met hem gehad. Hoewel dat een enorme opluchting was, vroeg ze zich af wat ze dan wel hadden gedaan, en hoe ze bijna naakt was geëindigd. Als ze had gedacht dat hij haar een rechtstreeks antwoord zou geven, had ze hem gevraagd om de lege plekken op te vullen.

‘Eerder koppig,’ corrigeerde Sebastian haar met zijn rug naar haar toe. ‘Erg uitgesproken in zijn manier van doen.’

Maar ze dacht niet dat hij haar de waarheid zou vertellen zonder deze voor zijn eigen plezier aan te dikken. Ze kon Sebastian niet vertrouwen, maar dat was geen nieuws. ‘Dat is een deel van zijn charme.’ Ze leunde op een afstand van een meter tegen de tafel.

Sebastian pakte de kan met één hand op en schonk koffie in de beker die hij met zijn andere hand vasthield. ‘Weet je zeker dat je niet wilt?’

‘Ja.’ Ze greep de tafelrand ter hoogte van haar heupen met twee handen beet en liet haar blik nog een keer langs de achterkant van zijn gekreukte T-shirt en de pijpen van zijn spijkerbroek glijden. Ze kon het niet helpen dat ze hem vergeleek met Lonny, maar ze nam aan dat dat een natuurlijke reactie was. Behalve het feit dat ze allebei mannen waren, hadden ze niets gemeen. Sebastian was langer, groter en omringd met een dikke testosteronwalm. Lonny was korter, dunner en was in harmonie met zijn gevoelens. Misschien was dat Lonny’s aantrekkingskracht geweest. Hij was niet bedreigend geweest. Clare wachtte op de ta-da-bellen die in haar hoofd zouden beginnen te rinkelen. Dat deden ze niet.

Sebastian zette de kan neer en Clare richtte haar aandacht op de cassetterecorder bij haar rechterhand. ‘Schrijf je een artikel?’ vroeg ze. Hij gaf geen antwoord en ze keek op.

Zonlicht stroomde door het keukenraam en scheen op zijn schouder en de zijkant van zijn gezicht. Het gleed langs de stoppels op zijn wang en raakte verward in zijn wimpers. Hij bracht de beker naar zijn mond en keek naar haar terwijl hij in zijn koffie blies. ‘Schrijven? Niet echt. Eerder telkens dezelfde inleidende paragraaf typen en wissen.’

‘Zit je vast?’

‘Zoiets.’ Hij nam een slok.

‘Als ik vastzit, komt dat gewoonlijk doordat ik probeer het boek op de verkeerde plek te beginnen of het verhaal vanuit de verkeerde hoek benader. Hoe meer ik het probeer te forceren, des te vaster kom ik te zitten.’

Hij liet zijn beker zakken en ze verwachtte dat hij iets neerbuigends zou zeggen over het schrijven van liefdesromans. Haar greep om de tafel verstrakte; ze vermande zich en wachtte tot hij haar erop zou wijzen dat wat hij schreef belangrijk was en dat hij haar boeken zou wegwuiven als fantasie voor verveelde huisvrouwen. Hemel, haar eigen moeder kleineerde haar werk zelfs. Ze verwachtte niets anders van Sebastian Vaughan.

In plaats van los te barsten in laatdunkende scherpe kritiek keek hij naar haar zoals hij daarstraks ook had gedaan. Alsof hij hoogte van haar probeerde te krijgen.

‘Misschien, maar ik zit niet “vast”. Dat is me in elk geval nog nooit eerder gebeurd, en nooit zo lang.’

Clare wachtte tot hij verder zou gaan. Ze was er klaar voor dat hij met het literaire snobisme zou meedoen en iets minachtends zou zeggen. Ze verdedigde zichzelf, haar genre en haar lezers al zo lang dat ze alles kon hebben wat hij haar toebeet. Maar hij dronk gewoon zijn koffie, en ze hield haar hoofd scheef en keek naar hem alsof ze hem niet kon peilen.

Nu was het zijn beurt om het te vragen. ‘Wat?’

‘Ik dacht dat ik je gisteren had verteld dat ik liefdesromans schrijf,’ voelde ze zich genoodzaakt te benadrukken.

Hij trok zijn wenkbrauw op terwijl hij de beker neerzette. ‘Ja. Dat heb je gezegd. En dat je je seksuele research zelf doet.’

Dat was waar ook. Verdorie. Hij had haar boos gemaakt en ze had dingen gezegd die ze graag wilde terugnemen. Dingen die haar zouden achtervolgen. Ze had in haar boosheid van alles gezegd, terwijl ze lang geleden al had geleerd om haar gevoelens achter een vrolijke façade te verstoppen. ‘En je gaat geen neerbuigende opmerking maken?’