Moord op afspraak(8)
‘Wat een heerlijke gedachte!’
Zoals gewoonlijk was het alom gezellig in Bella Vita. Er hing de bekende, heerlijke knoflookgeur en er klonk een zacht geroezemoes van gepraat en gelach.
Ze werden begroet door Adam, de eigenaar. ‘Ah, de knappe dames... Ik heb jullie plaatsen gereserveerd.’ Hij wees naar een tafeltje bij het raam.
‘Erin kan elk moment komen,’ liet Darcy hem weten terwijl ze gingen zitten. ‘Het verbaast me dat ze er nog niet is. Ze is altijd zo punctueel. Ik krijg er werkelijk een complex van.’
‘Ze zit waarschijnlijk vast in het verkeer,’ zei Nona. ‘Laten we vast wijn bestellen. We weten dat ze van chablis houdt.’
Een halfuur later schoof Darcy haar stoel naar achteren. ‘Ik ga Erin bellen. Ze zou het halssnoer dat ze voor Bertolini heeft ontworpen, afleveren. Misschien moest er nog iets aan veranderd worden. Dat is het enige wat ik kan bedenken. Als ze aan het werk is, verliest ze ieder besef van tijd.’
Het antwoordapparaat stond aan in Erins eenkamerflat. Toen Darcy bij hun tafeltje terugkwam, realiseerde ze zich dat Nona’s bezorgde uitdrukking haar eigen gevoelens weerspiegelde. ‘Ik heb de boodschap achtergelaten dat we op haar zitten te wachten en dat ze hierheen moet bellen als ze niet kan komen.’
Ze bestelden een diner. Darcy was dol op dit restaurant, maar vanavond merkte ze nauwelijks wat ze at. Haar blik gleed om de paar minuten naar de deur in de hoop dat Erin kwam binnenstormen met een volkomen aannemelijke verklaring waarom ze was opgehouden.
Ze kwam niet.
Darcy woonde op de bovenste verdieping van een patriciërshuis aan East 49th Street en Nona in een flatgebouw aan Central Park West. Nadat ze het restaurant hadden verlaten, namen ze afzonderlijke taxi’s en spraken af dat degene die het eerst iets van Erin hoorde de ander zou bellen.
Zodra Darcy thuiskwam, draaide ze opnieuw Erins nummer. Een uur later, vlak voordat ze naar bed ging, probeerde ze het nogmaals. Deze keer liet ze een dringende boodschap achter: ‘Erin, ik maak me zorgen over je. Het is woensdagavond, kwart over elf. Het kan me niet schelen hoe laat je thuiskomt, maar bel me!’
Ten slotte viel Darcy in een onrustige slaap.
Toen ze de volgende morgen om zes uur wakker werd, was haar eerste gedachte dat Erin niet had gebeld.
Jay Stratton staarde uit het hoekraam van zijn flat op de twaalfde verdieping van het Waterside Plaza aan 25th Street en East River Drive. Het uitzicht was spectaculair: de East River met daarover de Brooklyn-brug en de Williamsburg-brug, rechts de twee identieke torens met daarachter de Hudson, de verkeersstromen, die in de ochtendspits tergend langzaam vooruitkwamen, maar zich nu redelijk snel verplaatsten. Het was halfacht.
Jay fronste zijn wenkbrauwen, een gebaar waardoor zijn kleine ogen bijna onzichtbaar werden. Zijn donkerbruine haar, dat exclusief was geknipt en aantrekkelijke grijze strepen vertoonde, leverde een belangrijke bijdrage aan zijn beschaafde uiterlijk van nonchalante elegantie. Hij was zich bewust van de aanleg om rond zijn middel dik te worden en trainde dan ook fanatiek. Hij wist dat hij er iets ouder uitzag dan zijn zevenendertig jaar, maar dat was een voordeel gebleken. Hij was door de meeste mensen altijd als buitengewoon knap beschouwd. De weduwe van de krantenmagnaat, die hij vorige week had begeleid naar het Taj Mahal-casino in Atlantic City, had hem stellig aantrekkelijk gevonden, hoewel haar gezicht was verstard toen hij had gezegd dat hij graag wat juwelen voor haar zou laten ontwerpen.
‘Geen verkooppraatjes alsjeblieft,’ had ze gesnauwd. ‘Laat dat duidelijk zijn.’
Hij had zich niet meer met haar ingelaten. Jay geloofde niet in tijdverspilling. Vandaag had hij geluncht in de Jockey Club en tijdens het wachten op een tafeltje, had hij een gesprek aangeknoopt met een ouder echtpaar. De Ashtons waren in New York op vakantie ter gelegenheid van hun veertigjarig huwelijksfeest. Ze waren onmiskenbaar welgesteld, maar leken zich buiten hun vertrouwde Noord-Carolina enigszins verloren te voelen. Ze gingen dan ook gretig in op zijn onderhoudende toenadering.
De echtgenoot had verheugd gereageerd op Jay’s vraag of hij een passend sieraad voor zijn vrouw had uitgezocht om hun veertigjarige samenzijn te gedenken. ‘Ik zeg telkens weer tegen Frances dat ze me eens echt mooie juwelen voor haar moet laten kopen, maar ze wil het geld bewaren voor de jonge Frances.’
Jay had geopperd dat de jonge Frances het in de verre toekomst misschien wel leuk zou vinden om een prachtig halssnoer of een armband te dragen en tegen haar eigen dochter of kleindochter te kunnen zeggen dat dit een heel speciaal geschenk van opa aan oma was. ‘Koninklijke families doen dat al eeuwen,’ verklaarde hij, terwijl hij hun zijn kaartje overhandigde. De telefoon rinkelde. Jay haastte zich om op te nemen. Misschien waren het de Ashtons, dacht hij.