Reading Online Novel

Moord op afspraak(6)



In de keuken was het de gebruikelijke herrie. De dertienjarige Donny en de twaalfjarige Beth propten etenswaren in hun mond. Susan waarschuwde dat de schoolbus eraan kwam. De baby waggelde rond in een natte luier en met groezelige handjes. Trish zei dat ze die middag niet naar de kleuterschool wilde, maar thuis wilde blijven om met mammie naar De Flintstones te kijken.

Susan was gekleed in haar nachthemd, met daarover een oude flanellen ochtendjas. Ze was een bijzonder knap meisje geweest toen ze trouwden. Een knap meisje dat zichzelf was gaan verwaarlozen. Ze glimlachte tegen Doug en schonk koffie voor hem in. ‘Wil je geen flensjes of iets anders?’

‘Nee.’ Zou ze ooit ophouden hem te vragen zich iedere morgen vol te proppen? Doug sprong achteruit toen de baby zijn armpjes om zijn been wilde slaan. ‘Verdomme, Susan, als je hem niet schoon kunt houden, zorg dan in ieder geval dat hij uit mijn buurt blijft. Ik kan niet met vieze kleren naar kantoor gaan.’

‘De bus!’ gilde Beth. ‘Dag, mam. Dag, pap.’

Donny greep zijn boeken. ‘Kom je vanavond naar mijn basketbalwedstrijd kijken, pap?’

‘Ik kom laat thuis, jongen. Een belangrijke vergadering. Volgende keer in ieder geval. Dat beloof ik je.’

‘Ongetwijfeld.’ Donny vertrok en sloeg de deur met een klap achter zich dicht.

Drie minuten later was Doug in de Mercedes op weg naar het station, met in zijn oren nog Susans verwijtende ‘Probeer niet al te laat thuis te zijn’. Doug voelde hoe hij zich ontspande. Zesendertig jaar en gebonden aan een dikke vrouw, vier luidruchtige kinderen en een huis in een buitenwijk. De Amerikaanse droom... Op zijn tweeëntwintigste had hij gedacht een slimme zet te doen door met Susan te trouwen. Jammer genoeg was een huwelijk met de dochter van een rijke man niet hetzelfde als trouwen met geld. Susans vader was een vrek. Lenen, nooit geven. Dat devies was in zijn hersens gegrift.

Het was niet zo dat hij niet van de kinderen hield of onvoldoende liefde voor Susan voelde. Nee, hij had alleen nog even moeten wachten voordat hij zich in deze sleur van huisvader had begeven. Hij had zijn jeugd vergooid. Als Douglas Fox, beleggingsbankier, vooraanstaand burger van Scarsdale, was zijn leven het toppunt van saaiheid.

Hij parkeerde zijn wagen en holde naar de trein, zichzelf troostend met de gedachte dat hij als Doug Fox, ongehuwde artiest, vorst van de contactadvertenties, een losbandig en geheim bestaan leidde. En als de verborgen verlangens zich aandienden, was er een manier om ze te bevredigen.





3

Woensdag, 20 februari

Op woensdagavond arriveerde Darcy om precies halfzeven bij het kantoor van Nona Roberts. Ze had op Riverside Drive een bespreking gehad met een cliënt en Nona gebeld met het voorstel om samen met een taxi naar het restaurant te gaan. Nona’s kantoor was een rommelig hok in een reeks van volgestouwde vertrekken op de negende verdieping van het gebouw waarin Hudson Televisie was gevestigd. Het bevatte een enigszins gehavend eikenhouten bureau vol met paperassen, een aantal archiefkasten met laden die niet helemaal dicht gingen, planken met naslagwerken en bandopnamen, een allerminst uitnodigend tweezitsbankje en een praktische draaistoel die − zo wist Darcy − niet meer kon draaien. Een plant, die Nona voortdurend vergat water te geven, kwijnde smachtend weg op de vensterbank.

Nona hield van dit kantoor. Darcy vroeg zich heimelijk af waarom het zich niet door zelfontbranding vernietigde. Bij haar binnenkomst was Nona aan het telefoneren en daarom ging Darcy op zoek naar water voor de plant. ‘Hij smeekt om genade,’ zei ze toen ze terugkwam.

Nona had het telefoongesprek zo juist beëindigd en sprong op om Darcy te omhelzen. ‘Ik heb nu eenmaal geen groene vingers.’ Ze droeg een kakikleurig wollen jumpsuit, dat getrouw de vormen van haar tengere figuur volgde. Om haar middel sloot een smalle leren riem met een witgouden gesp in de vorm van samengevouwen handen. Haar halfblonde haren, met hier en daar strepen grijs, waren recht afgeknipt en hingen nauwelijks ter hoogte van haar kin. Haar levendige gezicht was eerder interessant dan knap.

Met vreugde constateerde Darcy dat het verdriet in Nona’s donkerbruine ogen bijna volledig was vervangen door een uitdrukking van droge humor. Nona’s recente echtscheiding was hard bij haar aangekomen. Zelf zei ze erover: ‘Het is al erg genoeg om veertig te worden zonder dat je echtgenoot je ook nog eens laat vallen voor een eenentwintigjarig grietje.’

‘Ik ben laat,’ zei Nona verontschuldigend. ‘Hadden we om zeven uur met Erin afgesproken?’

‘Tussen zeven uur en kwart over zeven,’ antwoordde Darcy. Haar vingers jeukten om de plant te ontdoen van zijn dode bladeren.

‘Dan hebben we nog vijftien minuten om daar te komen, vooropgesteld dat ik me voor een lege taxi stort. Geweldig. Ik moet nog één ding doen. Ga je mee? Dan kun je de vervelende kant van televisie aanschouwen.’