Moord op afspraak(9)
Het was Aldo Marco, de bedrijfsleider van Bertolini. ‘Aldo,’ zei Jay hartelijk. ‘Ik was van plan jou te bellen. Alles goed, neem ik aan?’
‘Nee, alles is niet goed.’ Er lag een dreigende, kille klank in Marco’s stem. ‘Toen je me voorstelde aan Erin Kelley, was ik bijzonder onder de indruk van haar en haar werk. Het door haar voorgelegde ontwerp was magnifiek en zoals je weet, gaven we haar de familiejuwelen van onze cliënt om die opnieuw te zetten. Het halssnoer zou vanmorgen worden afgeleverd. Erin Kelley heeft zich niet aan die afspraak gehouden en heeft evenmin gereageerd op onze herhaalde oproepen. Jay, ik wil óf dat halssnoer óf de juwelen van mijn cliënt onmiddellijk terug hebben.’
Jay streek met zijn tong langs zijn lippen. Het drong tot hem door dat zijn hand om de hoorn klam was. Hij was dat halssnoer vergeten! Zorgvuldig koos hij zijn antwoord. ‘Ik heb Erin een week geleden ontmoet. Ze liet me het halssnoer zien Het was uitmuntend. Er moet een misverstand in het spel zijn.’
‘Het misverstand is dat ze het halssnoer niet heeft afgeleverd, terwijl het vrijdagavond gedragen moet worden tijdens een verlovingsfeest. Ik herhaal: ik wil dat halssnoer of de juwelen van mijn cliënt morgen terug hebben. Ik stel jou verantwoordelijk voor de uitvoering van het ene of het andere alternatief. Is dat duidelijk?’
In Strattons oor klonk de scherpe klik van de telefoon.
Op woensdagmiddag, om vijf uur, ontving Michael Nash zijn laatste patiënt, Gerald Renquist, een gepensioneerd directielid van een internationaal farmaceutisch bedrijf. Deze man, wiens eigen identiteit was gekoppeld aan het gekonkel en de intriges van de bestuurskamer, had door zijn pensionering onvrijwillig de status van toeschouwer gekregen.
‘Ik weet dat ik me gelukkig zou moeten prijzen,’ zei Renquist, ‘maar ik voel me zo verdomd nutteloos. Zelfs mijn vrouw kwam weer met haar oude verhaal: “Ik ben met je getrouwd in voor- en tegenspoed, maar er zijn grenzen.”’
‘U had vast wel een strategie bedacht voor uw pensionering,’ merkte Nash vriendelijk op.
Renquist lachte. ‘Ja. Het ten koste van alles vermijden.’
Depressies, dacht Nash. De gebruikelijke kilte van een psychische inzinking. Het drong tot hem door dat hij moe was en Renquist niet zijn volle aandacht gaf. Niet eerlijk, zei hij tegen zichzelf. Hij betaalt me om naar hem te luisteren. Desondanks was het een ware opluchting toen hij om tien voor zes de sessie kon beëindigen.
Na Renquists vertrek ging Nash alles afsluiten. Zijn praktijk bevond zich op de hoek van 71st Street en Park, en zijn appartement was in hetzelfde gebouw, op de negentiende verdieping. Hij vertrok via de deur die naar de foyer leidde.
De nieuwe bewoonster van 20B, een blondine van begin dertig, stond op de lift te wachten. Hij onderdrukte de ergernis over het vooruitzicht om met haar naar boven te moeten gaan. De onverholen belangstelling in haar ogen was vervelend, evenals haar nagenoeg onontkoombare uitnodigingen om iets te komen drinken.
Michael Nash had hetzelfde probleem met een aantal van zijn vrouwelijke patiënten. Hij kon hun gedachten lezen − knappe kerel, gescheiden, geen kinderen, midden of achter in de dertig, niet gebonden. Hij had zich een bedeesde terughoudendheid tot tweede natuur gemaakt.
Vanavond herhaalde zijn nieuwe buurvrouw de uitnodiging gelukkig niet. Misschien begon ze het te snappen. Bij het verlaten van de lift mompelde hij: ‘Goedenavond.’
Zijn appartement weerspiegelde de nauwgezette zorg die hij aan alles in zijn leven besteedde. De ivoorkleurige vlasbekleding op de twee identieke banken in de zitkamer kwam terug in de stoelen van de eetkamer, die om een ronde eikenhouten tafel stonden. Die tafel had hij op de kop getikt bij een antiekveiling in Bucks County. De tapijten hadden gedempte geometrische patronen op een ivoorkleurige achtergrond. Een wand met boekenkasten, planten op de vensterbanken, een koloniale droogplaat die als bar diende, snuisterijen die hij op buitenlandse reizen had vergaard, prachtige schilderijen. Een gezellig, mooi vertrek.
Links van de zitkamer bevonden zich de keuken en de studeerkamer, rechts de slaapkamers en de badkamer. Een aangenaam appartement en een aantrekkelijke aanvulling op het grote huis in Bridgewater, dat de trots en glorie van zijn ouders was geweest. Nash was vaak geneigd het te verkopen, maar hij wist dat hij het in de weekends zou missen.
Hij trok zijn jas uit en aarzelde tussen kijken naar het laatste gedeelte van het zes-uurjournaal of luisteren naar zijn nieuwe cd, een Mozart-symfonie. Mozart won. Terwijl de bekende openingsmaten zachtjes de kamer vulden, rinkelde de bel. Nash wist precies wie het zou zijn en ging met tegenzin opendoen. De nieuwe buurvrouw stond met een ijsemmer voor de deur... Het oudste trucje uit het boek. Goddank was hij nog niet begonnen met het mixen van zijn drankje. Hij gaf haar het ijs, verklaarde desgevraagd dat hij haar geen gezelschap kon houden, dat hij op het punt stond om uit te gaan, en duwde haar in de richting van de deur. Na haar vertrek, waarbij ze toch nog kwetterde over ‘een volgende keer misschien’, liep hij regelrecht naar de bar, mixte een droge martini en schudde vol medelijden zijn hoofd.