Moord op afspraak(23)
Erin was alleen naar college gekomen. Haar vader was invalide, verklaarde ze. We vroegen ons af waarom ze nooit over haar moeder sprak. Later vertelde ze me dat haar vader, toen zij zes was, multiple sclerose kreeg en in een rolstoel terechtkwam. Ze was zeven jaar toen haar moeder de benen nam. ‘Hier had ik niet op gerekend,’ had ze gezegd. ‘Erin, je mag met me mee, als je dat wilt.’
‘Ik kan papa niet alleen laten. Hij heeft me nodig.’
In de loop der jaren had Erin het contact met haar moeder volkomen verloren. ‘Het laatste wat ik heb gehoord, is dat ze samenwoonde met een man die eigenaar was van een charterboot in het Caraïbisch gebied.’ Ze had een studiebeurs voor Mount Holyoke. ‘Papa zei altijd: als je niet uit de voeten kunt, heb je een zee van tijd om je dochter met haar huiswerk te helpen. Heb je geen geld om haar studie te betalen, dan kun je haar op z’n minst aan een gratis opleiding helpen.’ O Erin, waar ben je? Wat is er met je gebeurd?
Het drong tot Darcy door dat d’Ambrosio op haar antwoord wachtte. ‘Haar vader verblijft sinds enige jaren in een verpleeghuis in Massachusetts,’ zei ze. ‘Hij is zich nog maar van weinig bewust. Naast hem ben ik waarschijnlijk de enige die een soort familielid voor Erin is.’
Vince zag de pijn in Darcy’s ogen. ‘In mijn werk is het me opgevallen dat één goede vriend heel wat meer kan betekenen dan een heleboel familieleden.’
Darcy forceerde een glimlach. ‘Erins favoriete citaat is afkomstig van Aristoteles: “Vriendschap is één ziel in twee lichamen”.’
Nona stond op, ging naast Darcy’s stoel staan en legde geruststellend haar handen op haar schouders. Ze keek d’Ambrosio recht aan. ‘Hoe kunnen we helpen Erin op te sporen?’
Lang geleden was Petey Potters bouwvakker geweest. ‘Fantastische klussen!’ pochte hij graag tegen iedereen die het horen wilde. ‘World Trade Center... Ik zat dan buiten op de liggers. Er stond daar zo’n harde wind, dat je je afvroeg of je niet naar beneden zou waaien.’ Dan lachte hij, met een amechtig gegniffel. ‘En ik zeg je: een uitzicht... Tjonge, wat een uitzicht!’ Het idee, echter, om weer op die liggers te kruipen, begon Petey ’s nachts te achtervolgen. Een paar glazen whisky, gevolgd door een aantal biertjes, en de warmte stroomde zijn maag binnen en verspreidde zich door zijn lichaam.
‘Je bent net als je vader!’ begon zijn vrouw hem toe te schreeuwen. ‘Een waardeloze zatlap.’
Petey voelde zich nooit beledigd. Hij begreep het. Hij was gaan lachen wanneer zijn vrouw op pa schold. Pa was een rare snijboon geweest. Hij verdween soms weken achtereen, kickte af in een logement in de Bowery en kwam dan weer thuis. ‘Als ik honger heb, is dat geen probleem,’ vertrouwde hij de achtjarige Petey toe. ‘Dan ga ik naar het Leger des Heils, maak een knieval en krijg een maaltijd, een bad en een bed. Lukt altijd.’
‘Een knieval?’ had Petey gevraagd. ‘Wat houdt dat in?’
‘Als je bij het Leger komt, vertellen ze je over God en vergiffenis. We zijn allemaal broeders en willen verlost worden. Dan vragen ze iemand die in de bijbel gelooft naar voren te komen en zijn Schepper te erkennen. Je krijgt dus godsdienst. Je loopt naar voren, valt op je knieën en roept iets over verlost worden. Dat is een knieval.’
Bijna veertig jaar later werkte die herinnering nog steeds op de lachspieren van de dakloze, verwaarloosde Petey Potters. Hij had zijn eigen schuilplaats gecreëerd, een combinatie van hout en blik en oude vodden die waren opgestapeld tot een tentvormig bouwsel tegen de verzakkende, met luiken afgesloten terminal op de verlaten pier van West 56th Street.
Peteys behoeften waren bescheiden − wijn, sigaretten, een beetje voedsel. Vuilnisbakken waren een constante bron van blikjes en flessen die tegen statiegeld ingewisseld konden worden. Als hij een ijverige bui had, ging Petey met een ruitenwisser en een fles water bij de afrit van de West Side Highway, aan 56th Street, staan. Geen enkele automobilist wilde zijn autoruiten door hem laten besmeuren, maar bijna niemand durfde hem af te wijzen. Vorige week nog had hij een oude dronkenlap horen uitvallen tegen de bestuurster van een Mercedes: ‘Schatje, waarom laat je je dit aanleunen?’
Petey had genoten van het antwoord: ‘Omdat ik geen kras op mijn wagen wil krijgen als ik weiger, flikker.’
Petey bekraste nooit iets als hij werd afgewezen. Hij liep dan gewoon door naar de volgende wagen, gewapend met zijn spuitfles en een vleiende glimlach op zijn gezicht.
Gisteren was het een van de goede dagen geweest. Net voldoende sneeuw om de snelweg blubberig te maken, waardoor de voorruiten werden bespat met de smurrie die de autobanden van de voorliggers opwierpen. Slechts weinig mensen hadden Peteys hulp bij de afrit van de hand gewezen. Hij had achttien dollar verdiend, voldoende voor een Italiaanse sandwich, sigaretten en drie flessen chianti.