Reading Online Novel

Het Pantserhart(296)



                Daar was hij.

                Hij stond op de eerste verdieping achter de balustrade en keek op hen neer.

                Hij was groot, donker en droeg een zijden kamerjas. Ze kon dat mooie, dikke litteken wit zien oplichten op zijn borstkas. Toen lachte hij. Ze hoorde dat haar ademhaling sneller ging. Die lach. Die verlichtte zijn gezicht, haar hart, en de ruimte meer dan welke kroonluchter ooit zou kunnen.

                Hij daalde de trap af.

                Ze zette haar koffer neer en stormde op hem af. Hij opende zijn armen en ontving haar. Toen was ze bij hem. Ze herkende zijn geur, die sterker was dan ooit. Hij vermengde zich met een andere, een kruidige, sterke geur. Die moest van de kamerjas komen, want ze zag nu pas dat dit elegante kledingstuk te korte armen had en helemaal niet nieuw was. Pas toen ze voelde dat hij zich losmaakte, merkte ze dat ze zich aan hem had vastgeklampt en ze liet hem snel los.

                ‘Maar, liefje, je huilt,’ zei hij lachend en hij ging met zijn vinger over haar wang.

                ‘Is dat zo?’ vroeg ze en ze lachte terug. Ze veegde de tranen onder haar ogen weg in de hoop dat haar make-up niet was uitgelopen.

                ‘Ik heb een verrassing voor je,’ zei hij en hij pakte haar hand. ‘Kom.’

                ‘Maar…’ zei ze. Ze draaide zich om en zag dat de metalen koffer al weg was.

                Ze liepen de trap op en stapten een grote, lichte slaapkamer binnen. Lange, bijna doorzichtige gordijnen wiegden zacht in de wind voor de open balkondeur.

                ‘Sliep je?’ vroeg ze en ze knikte naar het onopgemaakte hemelbed.

                ‘Nee,’ zei hij en hij moest lachen. ‘Ga hier zitten. En doe je ogen dicht.’

                ‘Maar…’

                ‘Doe nu maar wat ik je zeg, Lene.’

                Ze dacht een geïrriteerd toontje in zijn stem te horen en ze haastte zich te doen wat hij zei.

                ‘Ze komen zo meteen met champagne en dan wil ik je iets vragen. Maar eerst wil ik je een verhaal vertellen. Ben je zover?’

                ‘Ja,’ zei ze en ze wist het. Wist dat dit het moment was. Dit was waarop ze zo lang had gewacht. Het moment dat ze zich heel haar leven zou herinneren.

                ‘Het verhaal dat ik je ga vertellen gaat over mij. Er zijn namelijk dingen waarvan ik wil dat jij die weet voordat je antwoord geeft op mijn vraag.’

                ‘Juist, ja.’ Het leek alsof ze al champagnebubbels in haar bloed had en ze moest zich concentreren om niet te gaan lachen.

                ‘Ik heb je verteld dat ik bij mijn grootvader ben opgegroeid, dat mijn ouders overleden waren. Wat ik je niet heb verteld is dat ik tot mijn vijftiende bij hen heb gewoond.’

                ‘Ik wist het!’ riep ze uit.

                Tony trok een wenkbrauw op. Een delicaat gevormde, o zo mooie wenkbrauw, dacht ze.

                ‘Ik heb de hele tijd geweten dat je een geheim had, Tony,’ zei ze lachend. ‘Maar ik heb ook een geheim. Ik wil dat we alles weten, dat we alles over elkaar weten!’

                Tony lachte even. ‘Maar laat me eerst praten zonder onderbrekingen, lieve Lene. Mijn moeder was zeer religieus en kwam mijn vader tegen in een gebedshuis. Hij was net vrijgelaten nadat hij zijn straf had uitgezeten voor een moord uit jaloezie, en in de gevangenis had hij Jezus gevonden. Voor mijn moeder was dat iets wat direct uit de Bijbel kwam: een zondaar met spijt, een man die zij kon helpen met zijn verlossing en hoop op eeuwig leven, en tegelijkertijd kon ze boete doen voor haar eigen zonden. Zo legde ze me later uit waarom ze met dat zwijn was getrouwd.’