Reading Online Novel

Het Pantserhart(293)



                ‘Ik ben in de aankomsthal,’ zei ze. ‘Geen berichten dat er nog andere vliegtuigen dan die uit Zürich onderweg zijn naar Goma.’

                ‘Voordat ik terugga naar Van Boorst check ik ons in in het hotel en daarna koop ik wat we nodig hebben.’

                Het hotel lag ten oosten van het centrum op de weg naar de grens met Rwanda. Voor de receptie lag een parkeerplaats van lavaglazuur die omringd werd door bomen.

                ‘Die zijn na de laatste vulkaanuitbarsting geplant,’ zei Saul alsof hij Harry’s gedachten had gelezen dat er bijna geen bomen waren in Goma. De tweepersoonskamer lag op de eerste etage van een laag gebouw dat aan het meer stond en het balkon hing over het water. Harry rookte een sigaret terwijl hij de ochtendzon zag weerkaatsen op het water en in de boorinstallaties. Hij keek op zijn horloge en liep terug naar de parkeerplaats.

                Het leek wel of de manier van doen van Saul zich had aangepast aan het traag voortbewegende verkeer waarin hij zich bewoog: hij reed langzaam, hij sprak langzaam, bewoog zijn handen langzaam. Hij parkeerde voor de kerk, een flink stuk van het huis van Van Boorst. Hij zette de motor uit, draaide zich om naar Harry en vroeg hem beleefd maar beslist om eenderde deel van het bedrag.

                ‘Vertrouw je me niet?’ vroeg Harry met opgetrokken wenkbrauw.

                ‘Ik vertrouw jouw oprechte wil om te betalen,’ zei Saul. ‘Maar in Goma is geld bij mij zekerder dan bij jou, mister Harry. Jammer, maar helaas.’

                Harry knikte op deze logische redenering, telde eenderde deel uit en vroeg Saul of hij iets in de auto had liggen wat zwaar was en eruitzag als een pistool. Een zaklantaarn bijvoorbeeld. Saul knikte en opende het handschoenenvakje. Harry pakte de lantaarn, stak die in zijn binnenzak en keek op zijn horloge. Er waren vijfentwintig minuten verstreken.

                Hij liep snel over straat, recht op zijn doel af. Vanuit zijn ooghoek registreerde hij dat mannen zich naar hem omdraaiden en hem met hun blikken volgden. Ze namen zijn gewicht en lengte op. Zijn atletische manier van lopen. De jas die een beetje scheef hing en de bobbel in zijn zak. En vergaten het weer.

                Hij liep naar de deur en klopte erop.

                Dezelfde snelle voetstappen.



                De deur ging open. Ze keek hem even aan voor haar blik naar de straat achter hem ging.

                ‘Snel, kom,’ zei ze. Ze pakte zijn arm en trok hem naar binnen.

                Harry stapte over de drempel en bleef in het schemerdonker binnen staan. Alle gordijnen waren dichtgetrokken, behalve die voor het raam boven het bed waar ze de vorige keer toen hij hier was, halfnaakt op had gelegen.

                ‘Hij is er nog niet,’ zei ze in haar eenvoudige maar effectieve Engels. ‘Maar snel.’

                Harry knikte terwijl hij naar het bed keek. Hij probeerde haar zich daar voor te stellen met een deken over haar heupen. Het licht dat op haar huid viel. Maar het lukte hem niet. Want er was iets anders wat zijn aandacht opeiste, iets wat niet klopte, wat ontbrak, of wat er was maar er niet hoorde te zijn.

                ‘Ben je hier alleen heen gekomen?’ vroeg ze. Ze liep om hem heen en ging voor hem op het bed zitten. Ze zette haar rechterhand op de matras zodat haar jurk aan één kant over haar schouder naar beneden gleed.

                Harry keek rond op zoek naar de fout. Hij vond hem. De kolonist en uitbuiter koning Leopold.

                ‘Ja,’ zei hij automatisch, zonder te weten waarom. ‘Alone.’

                Het portret van koning Leopold dat aan de muur boven het bed had gehangen was weg. En de volgende gedachte kwam er direct achteraan. Dat Van Boorst niet zou komen. Dat hij ook weg was.