Een zee van verlangen(3)
Hij kon geen redelijke verklaring vinden voor het feit dat de wolfshonden deze nieuwkomer accepteerden. Een dergelijke onverzettelijke trouw werd normaal gereserveerd voor de naaste familie, zoals bewezen was door de intense toewijding van de honden aan de overleden lord. Roger had de markies er vaak van verdacht dat hij de vijandigheid van zijn honden aanspoorde teneinde de vele aanbidders van lady Adriana te ontmoedigen. Vóór lord Sedgwicks ziekte en overlijden waren de hoopvolle bewonderaars in drommen neergestreken op de landgoederen naast Randwulf en Wakefield, in hun verlangen ergens in de nabijheid te zijn van Adriana Sutton. Niet alleen was ze adembenemend mooi, maar - wat sommigen van hen misschien nog meer interesseerde - bij haar huwelijk zou de bruidegom een enorme bruidsschat ontvangen.
Per slot van rekening waren het lord Sedgwicks honden, en als hij dat had gewild, had hij hun agressiviteit gemakkelijk kunnen aanmoedigen. Hoewel hij uiterlijk vriendelijk geamuseerd leek door de galante heren, die oprecht verliefd waren op Adriana, had hij lang geleden besloten dat zijn eigen zoon met haar moest trouwen. Volgens Roger leek dat voldoende reden voor de oude man om een slim trucje uit te halen en de smoorverliefde aanbidders door de honden te laten afschrikken.
Roger, die net zoveel aspiraties koesterde als de rest van Adriana’s bewonderaars, was haar vaak gevolgd naar Randwulf Manor, en tot de conclusie gekomen dat Leo en Aris alleen voor Adriana dezelfde genegenheid toonden als voor de familie. Met dat in gedachten en rekening houdend met de intolerantie van de honden jegens buitenstaanders, was Roger erg nieuwsgierig om te weten in welke verhouding deze officier stond tot de bewoners van het huis.
Omdat hij zich de man niet kon herinneren van een van zijn vorige bezoeken, viel het Roger moeilijk uit te puzzelen wie deze nieuwkomer was. Als hij niet meer dan een kennis of een verre bloedverwant van de familie was, waarom zouden de honden hem dan zo zonder meer accepteren? Toch kon Roger de indruk niet van zich afzetten dat hij die officier al eens ergens gezien had, althans iemand die veel op hem leek. Het was een gezicht dat je niet gauw vergat. Het had alle karakteristieken die hij was gaan benijden: krachtige, nobele gelaatstrekken, veel mannelijker en knapper dan zijn eigen fijne, jongensachtig mooie uiterlijk; in de laatste jaren was hij gaan vermoeden dat het in de toekomst even jongensachtig zou blijven. Hij was onlangs zevenentwintig geworden, maar ergerde zich voortdurend aan mensen die hem voor een jonge knaap hielden.
Als de officier inderdaad een gast was in dit huis, kon Roger niet anders dan een hekel hebben aan het gezag dat de man uitstraalde, een autoriteit die ongetwijfeld voortkwam uit hooghartigheid of misschien zelfs door zijn militaire rang. Hij kon beslist geen respect afdwingen door zijn aantal jaren; hij was zeker niet ouder dan hoogstens vijfendertig.
De imponerende aanwezigheid van de vreemdeling leek ongepast in het huis van wijlen de markies. De officier trok enigszins geërgerd zijn wenkbrauwen op naar de oude butler, die volledig verdiept leek in zijn gesprek met Adriana, en liet duidelijk blijken dat hij aan haar voorgesteld wenste te worden - alsof hij het recht daartoe had.
Wie was die kerel eigenlijk?
Die vraag werd uit Rogers gedachten verdreven toen hij opzij werd geduwd door de enige dochter van wijlen lord Sedgwick. Samantha Galia Wyndham Burke was ver achtergebleven in de race van die middag en maakte nu pas haar entree. Ze leek speels de blonde man te ontwijken die achter haar aan kwam en al twee jaar haar echtgenoot was. Ze keek even achterom en zag dat hij de afstand tussen hen rap verminderde.
Perceval Burkes lengte en grote, verende passen maakten dat hij haar snel inhaalde. Grinnikend legde hij zijn arm om het middel van zijn lachend protesterende vrouw en draaide haar naar zich toe. ‘Nu heb ik je, schoonheid.’
Samantha trok haar bonnet van haar hoofd en sloeg haar blik op naar haar aantrekkelijke echtgenoot. ‘Moet ik geloven dat ik in gevaar verkeer?’
Sandy’s blauwe ogen keken haar stralend aan. ‘En hoe!’
Samantha’s gehandschoende vingers speelden met de knopen van haar suède vest. Haar mond vertrok terwijl ze probeerde haar lach te onderdrukken. ‘Ik neem aan dat ik boete moet doen.’
‘Ja,’ mompelde haar man hees, terwijl hij haar een kneepje in haar arm gaf. ‘Zodra we thuis zijn zal ik daarvoor zorgen.’
De binnenkomst van het derde paar ging heel wat waardiger in haar werk. Al een tijdlang had majoor lord Stuart Burke last van een opvallend pijnlijke wond, die hij tijdens de slag bij Waterloo in zijn linkerbil had opgelopen. Maar zijn hoffelijkheid bleef onberispelijk. Hij hield de fraai gehandschoende hand onder de arm van miss Felicity Fairchild, een jonge, bijzonder aantrekkelijke nieuwe inwoonster van het kleine, nabijgelegen stadje Bradford on Avon. Stuart begeleidde haar naar de grote hal met alle galanterie van een officier en een gentleman.