Een zee van verlangen(13)
Adriana hief met een ruk haar hoofd op en zocht in de fonkelende grijze ogen of die iets zouden onthullen. Totaal in de war, zei ze ademloos: ‘U drijft de spot met me, milord.’
Colton lachte zacht, voldaan dat hij haar hooghartigheid had verdreven. ‘Misschien, Adriana.’ Hij wachtte even, leunde toen weer naar voren en fluisterde in haar oor: ‘Maar misschien ook niet.’
Wankelend ging ze een stap achteruit en deed een wanhopige poging om een intelligent antwoord te geven. Haar mond ging een paar keer open en dicht, maar het lukte haar niet.
Colton stak zijn hand uit en legde zachtjes zijn duim op haar verleidelijke lippen. ‘Heb medelijden met me, Adriana. Ik kan op dit moment niet nog meer gaten in mijn lijf verdragen. Mijn wond moet nog genezen.’
Hij wendde zich af zonder verder afscheid te nemen en liet haar achter met een bevende hand tegen haar wang gedrukt, dezelfde wang die zijn palm had geliefkoosd voor hij zich terugtrok. Ondanks alles werd Adriana zich van één ding scherp bewust. Colton Wyndham was geen steek veranderd sinds zijn vertrek, want zelfs nu nog, met niet meer dan een woord of een warme aanraking van zijn hand, leek hij haar verstand op de vlucht te kunnen jagen. Hij had het ontelbare keren gedaan toen ze nog een kind was en voor het laatst en op een afschuwelijke manier vlak voor zijn vertrek, door zijn koppige weigering een toekomstig huwelijk met haar te accepteren. Adriana besefte dat hij haar weer van haar stuk had weten te brengen, ook al had ze gemeend dat ze nu ongevoelig voor hem was. Alleen was het deze keer omdat hij merkwaardige prikkels van genot bij haar teweegbracht.
2
‘Samantha, zusjelief, ben jij van plan de honneurs waar te nemen of moet ik me zelf aan je man voorstellen?’ vroeg Colton grinnikend. ‘Stel het niet langer uit. Laat me kennismaken met dit nieuwe lid van de familie.’
‘Met het grootste plezier!’ antwoordde Samantha enthousiast. Ze ging naast haar broer lopen en bestudeerde zijn vaardigheid met de stok toen ze door de grote hal liepen. ‘Je bent erg handig geworden met die stok.’
Colton haalde zijn schouders op. ‘Ik had geen andere keus als ik niet weer over dat vervloekte ding wilde struikelen, en díe schande wenste ik niet nog eens mee te maken… evenmin als de pijn die met een val gepaard gaat. Ik was volkomen van mijn stuk gebracht toen dat de eerste keer gebeurde en heb me toen vast voorgenomen dat het niet meer zou gebeuren. Tot dusver is me dat gelukt.’
‘Was dit de eerste wond die je hebt opgelopen?’ vroeg Samantha.
Een kort lachje ontsnapte Colton. Het klonk haar zo aangenaam in de oren als een klaterende beek. De herinneringen uit de kindertijd van haar broer, die ze als iets heel kostbaars in haar hart had geborgen, waren verzadigd van zijn warme, melodieuze lach. Tot op dit moment was het niet tot haar doorgedrongen welk een grote leegte het ontbreken ervan in haar dagelijkse bestaan had achtergelaten.
‘Nee, lieve, maar wél de enige die ooit geïnfecteerd is geraakt. Het was een angstige ervaring om tot het besef te moeten komen dat ik óf mijn been zou verliezen, óf zou sterven aan gangreen. Het bracht me weer tot mezelf. Het was mijn eerste échte ervaring met angst. Op de slagvelden was er altijd de kans dat ik ze niet levend zou verlaten. De vierkante formatie, waar Wellington vaak gebruik van maakte, hield in de meeste gevallen stand, zelfs tegen de cavalerie, maar de uitslag kon nooit worden voorspeld. Dus vocht ik met alle kundigheid en wijsheid waarover ik beschikte om mijn leven en dat van mijn compagnie te sparen. Ik was te druk bezig om stil te staan bij die kille, dreigende verschrikking van de dood. Maar die ervoer ik in al haar hevigheid toen ik me realiseerde dat er maar heel weinig gedaan kon worden om de verspreiding van een infectie te voorkomen, behalve door het afhakken van een arm of been. In veel gevallen werd die dan zelfs nog versneld door de amputatie. Mijn angst zette me ertoe aan de remedie van de brave sergeant toe te passen, al leek het nog zo weerzinwekkend. Want weet je, maden eten alleen maar verrot en geen gezond vlees -’
‘O, alsjeblieft! Ik word misselijk! Zeg alsjeblieft niets meer!’ smeekte Samantha terwijl ze een zakdoek tegen haar mond hield. Een kille ongerustheid ging door haar heen toen ze weer besefte dat haar broer door het oog van de naald was gekropen. ‘Hoe je genezing ook tot stand is gekomen, ik ben enorm opgelucht dat het middel geholpen heeft.’
Hij knikte instemmend. ‘Ik ook, dat kan ik je verzekeren.’
Samantha wilde er niet aan denken wat er had kunnen gebeuren als hij niet het middel had gevonden om uitbreiding van de infectie te bestrijden. Met opzet veranderde ze van onderwerp, zowel ter wille van haarzelf als van hem. ‘Vertel eens, Colton, herinner je je de graaf van Raeford nog?’