Een zee van verlangen(12)
Hij trok geamuseerd zijn wenkbrauwen op. ‘Kom nou, Adriana, onze ouders hebben niet alleen dertig jaar of langer dicht naast elkaar gewoond, maar lang voordat ik op de wereld kwam waren ze al zeer met elkaar bevriend. Lieve help, ik herinner me nog de dag waarop je werd geboren en de drukte die ik maakte toen ik de bloemen binnenbracht die moeder in haar oranjerie had geplukt. Ze nam Samantha en mij mee om naar de pasgeboren baby te kijken. Je was het kleinste, roodste, meest verontwaardigde wezentje dat ik ooit in mijn leven had gezien. Ben je het niet met me eens dat de hechte vriendschap van onze families ons bepaalde voorrechten geeft boven het gebruikelijke stijve decorum onder vreemden?’
Ariana was ervan overtuigd dat hij veel vluchtige liefjes op soortgelijke wijze had benaderd. Hij was zó knap, dat ze zich kon voorstellen dat hij heel ervaren was geworden in het verleiden van verliefde jonge meisjes, om hen van het pad af te brengen dat hun ouders hadden voorgeschreven. Ze kon het een vrouw niet kwalijk nemen dat ze in zijn ban raakte, want ze merkte tot haar verbijstering dat haar eigen hart niet zo afstandelijk was als ze had gedacht. Zelfs zijn diepe, warme stem voelde aan als een liefkozing.
Adriana probeerde het effect van zijn innemende glimlach te negeren, beheerste zich en dacht eraan wat ze waarschijnlijk zou moeten verduren als de waarheid aan het licht kwam, op z’n minst de pijn van zijn afwijzing. Het was beter om afstandelijk te blijven en een klein beetje van haar trots te redden, redeneerde ze. ‘Ik vrees, milord, dat uw langdurige afwezigheid daartoe geleid heeft. We zijn vreemden geworden, en ik vrees dat dat niet te verhelpen is in een paar ogenblikken of zelfs in een paar uur.’
De tantaliserende plooien in zijn wangen verdiepten zich toen hij naar haar keek met een glimlach die nog even overredend was als vroeger. ‘Wil je je echt niet laten vermurwen, Adriana?’
Starend in die donkere ogen had Adriana het gevoel dat ze teruggevoerd werd naar haar kindertijd. Als jong meisje had ze Colton Wyndham geadoreerd. Hij was de broer geweest die ze nooit gehad had, een held die alleen door haar vader werd overtroffen. En toen was die noodlottige dag gekomen waarop ze had gehoord dat hij niets met haar te maken wilde hebben.
Colton bleef onverminderd zijn zaak bepleiten. ‘Als je erop staat mijn verzoek te weigeren, Adriana, vraag ik me af of ik jou niet op dezelfde plechtige manier moet aanspreken. Als je denkt aan de hechte band tussen onze families, vind je het dan niet belachelijk dat we ons zo gereserveerd moeten gedragen?’
‘Ik wil geen beroep doen op uw tolerantie, milord. Of u al dan niet een strenge code van gentlemangedrag wenst te volgen, laat ik aan uw discretie over.’
‘Au!’ Colton veinsde een pijnlijke grimas en drukte een slanke, bruine hand tegen zijn rode tuniek alsof hij de plaats wilde aanduiden waar ze hem gewond had. ‘Ik moet bekennen dat mijn gedrag niet altijd volgens de regels is geweest, Adriana. Maar al verdiende ik het vroeger om uit je gezelschap te worden gebannen, ik dacht dat ik in de loop der jaren wel een paar manieren had geleerd.’
‘Ik zou het niet weten, milord. U bent úw halve en míjn hele leven weg geweest.’
‘Ja, dat is waar,’ gaf hij toe, ‘en al had ik een aantal veranderingen verwacht in mijn afwezigheid, ik had geen moment kunnen vermoeden dat ik zo verdraaid terughoudend zou moeten zijn tegen de jongste dochter van de beste vrienden van mijn ouders.’
‘Uw markizaat geeft u de vrijheid te doen wat u wilt, milord.’
Colton slaakte geërgerd een zucht. Leunend op zijn stok sloeg hij zijn vrije arm achter zijn rug terwijl hij naar het gezicht staarde van de beeldschone vrouw tegenover hem. ‘M’n beste Adriana, je ziet eruit als iets waarvan een eenzame man ver van huis droomt in de prille uren van de ochtend. Als ik zo’n herinnering jaren geleden in mijn hart had kunnen sluiten, zou dat me in tijden van nood ongetwijfeld hebben gesterkt. Je woorden komen zacht vloeiend van je lieftallige lippen en lijken aanvankelijk zo aangenaam als de tere geur van rozen die om je heen hangt. Helaas prikken hun scherpe doornen in mijn huid, die daarop niet verdacht is, en ik verbaas me over de diepe kloof die ons nu scheidt. Kun je me mijn jeugdige ongevoeligheid niet vergeven? Ik mag toch hopen dat ik nu een andere man ben dan de jongen van vroeger.’
Ze glimlachte kort en aarzelend. ‘Als ik onbeleefd lijk, milord, kan ik waarschijnlijk alleen maar tot mijn excuus aanvoeren dat ik geleerd heb van mensen die wijzer zijn dan ik.’
Colton kromp weer ineen. ‘Ja, ik was toen nogal onhebbelijk,’ gaf hij zachtjes toe, ‘en daarvoor bied ik je mijn excuses aan. Het was nooit mijn bedoeling je te kwetsen, Adriana. Je was onschuldig en naïef, en ik schaam me dat ik je zo slecht behandeld heb.’ Hij bekeek haar met een onderzoekende blik en zei niets meer tot hij zag dat ze bloosde. Met een charmante grijns deed hij een stap naar voren, bracht zijn hoofd vlak bij het hare tot zijn wang bijna de rand van haar hoge hoed raakte en mompelde boven haar oor: ‘Laat ik je verzekeren, m’n lieve, dat er geen wijzere mensen zijn. Je bent een zeldzaam kleinood, mooier dan ik ooit heb gezien. Als ik jou zie, kan ik niet anders dan wensen dat ik niet zo dwaas was geweest om in drift het huis te verlaten.’