Hoofdstuk 1
Het was een lange dag geweest, met een trouwplechtigheid in het kleine kerkje in Lower Manhattan en vervolgens een receptie in het herenhuis van de Orsini’s, en Nicolo Orsini had het gehad. Hij wilde naar huis, waar hopelijk nog steeds een wulpse naakte vrouw in zijn bed op hem lag te wachten.
Voordat hij vanochtend om tien uur zijn grote appartement aan het Central Park West had verlaten, had ze hem pruilend aangekeken. ‘Moet je echt weg, Nicky?’
Zwijgend had hij zichzelf eerst van top tot teen geïnspecteerd in de spiegel – zijn op maat gemaakte smoking, het witte zijden overhemd met zwarte vlinderdas, en natuurlijk de zwarte loafers die hij had gepoetst tot ze glommen, zoals hij bij de mariniers had geleerd. Daarna had hij een vluchtige kus op haar voorhoofd gedrukt en gezegd dat het echt moest.
Je broer ging tenslotte niet elke dag trouwen. Tegen haar had hij alleen gezegd dat hij naar een bruiloft ging, maar toch waren haar blauwe ogen al gaan schitteren. Hij moest er niet aan denken dat de combinatie van de naam Orsini en het woord bruiloft haar op ideeën zou brengen. Met de woorden: ‘Ik bel je nog wel,’ had hij afscheid genomen, waarop ze opnieuw had gepruild – iets wat verleidelijk was bedoeld maar hem op dat moment slechts had geïrriteerd.
Bedachtzaam nam Nick een slok champagne. Bij nader inzien hoopte hij dat ze weg was.
Natuurlijk had hij er niets op tegen om een prachtige vrouw in zijn bed aan te treffen, maar ze kon hem inmiddels weinig meer bekoren, en na deze lange dag had hij al helemaal geen trek in de scène die ze beslist zou maken als hij hun affaire nu zou beëindigen.
Peinzend staarde hij vanaf zijn plekje in de serre naar de tuin achter het grote herenhuis. Het was al herfst, maar de heesters, die zijn zus Isabella een paar jaar geleden had geplant, stonden nog steeds in bloei. De stenen muren die de tuin omringden, waren zo hoog dat hij de straten van Little Italy, waar hij zijn hele jeugd onbezorgd had gespeeld, niet eens kon zien. Goed, hij moest toegeven dat niet al zijn jeugdherinneringen even plezierig waren; als je vader de don van een machtige misdaadfamilie was, merkte je al op jonge leeftijd dat jouw leven anders was dan dat van leeftijdgenootjes. Rond zijn tiende was hij erachter gekomen wat Cesare Orsini precies was, en hij had hem erom gehaat.
De band die hij met zijn moeder en zussen had, was gelukkig altijd sterk geweest. En met zijn broers… Er verscheen een brede glimlach op zijn gezicht. Niemand zou ooit tussen hen kunnen komen.
Al de hele dag waren zijn gedachten af en toe afgedwaald naar hun kindertijd. Ze hadden elkaar ongenadig gepest, maar ze hadden het ook samen opgenomen tegen de kinderen die het stoer vonden om de zoons van een don van een famiglia lastig te vallen. Toen ze nog maar net volwassen waren, waren ze alle vier hun eigen weg gegaan, maar al snel daarna hadden ze elkaar teruggevonden. Samen hadden ze een succesvolle investeringsfirma opgericht, waardoor ze nu even rijk en machtig waren als hun vader – zonder de schaduwzijde van Cesares leven, welteverstaan.
Raffaele, Dante, Falco en hij hadden een ongelooflijk hechte band. Niet alleen scheelden ze weinig in leeftijd, maar ook qua uiterlijk, temperament en karakter leken ze veel op elkaar. Zouden ze nu dan toch uit elkaar groeien? Het leek haast onvermijdelijk, nu de een na de ander trouwde.
Nadat hij het laatste restje van zijn champagne had opgedronken, liep hij naar de bar aan de andere kant van de serre. De barman glimlachte beleefd terwijl hij een nieuwe fles Dom Pérignon ontkurkte en de goudkleurige champagne in een kristallen flûte schonk.
‘Bedankt,’ zei Nick, waarna hij met het glas in zijn hand tegen de bar leunde. Niet te geloven, dacht hij bij zichzelf, zijn broers waren allemaal getrouwd! Eerst Rafe, toen Dante, en nu zelfs Falco – die altijd had uitgeroepen dat hij niemand anders nodig had.
‘Jij zal ook een keer voor iemand vallen,’ had Rafe gisteravond gezegd, toen ze met zijn vieren in The Bar – het café in SoHo waar ze samen eigenaar van waren – het glas hadden geheven op Falco’s huwelijk.
‘Ik dacht het niet,’ had hij geantwoord, waarop ze allemaal hadden gegrinnikt.
‘Zeker weten, kerel,’ had Dante gezegd. ‘Jouw beurt komt nog wel.’
‘Geloof me,’ had Falco eraan toegevoegd. ‘Voor je het weet, heeft iemand je arme hart veroverd.’
Daar hadden ze met zijn allen uitbundig om gelachen, en Nick had maar niet verteld dat hij zijn vingers al een keer had gebrand – en absoluut niet van plan was om twee keer zo stom te zijn.
Met een grimas zette hij zijn nog volle glas champagne op de marmeren bar. ‘Een scotch,’ zei hij. ‘Maak er maar een dubbele van.’
‘Sorry, ik heb geen scotch.’