Nee, dat was overdreven. Zijn lichaam streek hooguit net even langs het hare, maar toch was het alsof ze een elektrische schok kreeg. Aan de doordringende blik in zijn ogen kon ze zien dat hij hetzelfde had gevoeld. Wat had hij donkere ogen… de kleur van sterke espresso. Ook de rest van zijn gezicht was sterk, dacht ze bij zichzelf, terwijl ze licht naar adem hapte. Hij had een smalle neus met een klein deukje bij de neusbrug, een vierkante kaak, een strenge mond. Een hard, mannelijk gezicht. Een prachtig gezicht…
‘Neem me niet kwalijk.’
Verward knipperde ze met haar ogen. Zijn stem was al even hard en koud als de uitdrukking op zijn gezicht, en zijn verontschuldiging was ongemeend. De onderliggende betekenis was overduidelijk: ga eens snel aan de kant. Toen dit tot haar doordrong, kneep ze haar ogen samen tot spleetjes en deed een pas opzij. ‘Het is u vergeven,’ zei ze al even ijzig.
‘Charmant,’ mompelde hij met opgetrokken wenkbrauwen, waarna hij wegliep.
Wat een onbehouwen hork! Aan zijn accent te horen was hij Amerikaans, en iedereen wist hoe Amerikanen waren. Maar wacht eens even. Had zijn stem niet bekend geklonken? Diep, hees, zacht als fluweel ondanks de scherpe toon…
Haar gedachtegang werd onderbroken toen er meer passagiers de hal in liepen. Het was een interessante mengelmoes van mensen, maar er zat geen kleine man met ronde buik tussen, al dan niet gekleed in een donkere lange jas en ouderwetse gleufhoed.
Vergeet het maar, dacht ze bij zichzelf, terwijl ze zich abrupt omdraaide en naar de uitgang beende. Op de voorruit van haar zwarte Mercedes zaten twee nieuwe parkeerboetes. Zonder ernaar te kijken trok ze de papiertjes onder de ruitenwisser vandaan en gooide ze in de auto.
Haar vader mocht het verder zelf opknappen, want zij had er schoon genoeg van. Geïrriteerd stapte ze in en startte de motor. Het zachte geronk ervan had geen enkel effect op de mensen die voor de auto liepen, want het was een bekend Italiaans spelletje om over te steken zonder op het overige verkeer te letten. Centimeter voor centimeter reed ze naar voren. Met veel tegenzin gaven de mensen haar wat ruimte, en ze drukte het gaspedaal een stukje in om gebruik te maken van de kans. Een zachte klap deed haar abrupt weer tot stilstand komen.
Ontzet zag ze de menigte verder uiteen wijken, waardoor een Ferrari met een kapot achterlicht zichtbaar werd. Dio, wat moet ik nu doen, vroeg ze zich verschrikt af, terwijl de bestuurder van de andere auto uitstapte uit om de schade te inspecteren, vervolgens naar haar keek en…
Cavolo! Dat was de lange donkerharige Amerikaan! Door de blik van pure razernij die hij haar toewierp toen hij op haar afkwam, zou ze het liefst diep onderuitzakken in haar stoel. In plaats daarvan haalde ze een keer diep adem en stapte uit met een professionele en koele uitdrukking op haar gezicht. ‘Sorry,’ zei ze kordaat, ‘ik had u niet gezien.’
‘Hoe kunt u me niet gezien hebben? Rij ik soms in een slotcar?’
Bijna had ze hem gevraagd wat dat in hemelsnaam was, maar ze was moe en wilde naar huis – nou ja, naar de villa, wat niet meer haar thuis was – om haar pijnlijke voeten te bevrijden uit die martelwerktuigen, haar verkreukelde pak uit te trekken en een glas wijn voor zichzelf in te schenken. Of twee.
‘Nou? Hebt u geen verklaring?’
De lomperik gedroeg zich alsof het haar schuld was, wat echt niet het geval was. Hij had daar helemaal niet geparkeerd mogen staan. Nou ja, zij had daar ook niet mogen parkeren, maar dat had er niets mee te maken.
‘Eerst probeert u dwars door me heen te lopen, en nu probeert u zelfs door me heen te ríjden.’ Zijn mond vertrok zich tot een smalle streep. ‘Let u ooit wel eens op?’
Verontwaardigd rechtte ze haar rug. ‘U gedraagt zich werkelijk bijzonder onbeschoft.’
‘Ik?’ vroeg hij, waarna hij een korte honende lach uitstootte.
‘Deze conversatie is zinloos,’ zei ze hooghartig. ‘Ik stel voor dat we gegevens uitwisselen en het aan de verzekeringsmaatschappijen overlaten. Er is niemand gewond geraakt en alleen uw vulgaire auto is licht beschadigd. Daarom zal ik uw beledigende houding voor deze keer door de vingers zien.’
‘U zult wát?’ Zijn ogen leken vuur te schieten. ‘Wat is er in vredesnaam mis met dit land? Er gaat geen enkele directe vlucht vanuit New York. De tussenlanding in Rome liep drie uur uit omdat de een of andere idiote mechanicus zijn schroevendraaier had laten vallen, en toen ik…’
Hoewel hij nog steeds aan het praten was, hoorde ze niets meer, omdat haar hersens op volle toeren aan het draaien waren. Deze Amerikaan kwam uit New York. Was dat toeval? ‘Spreekt u Italiaans?’ onderbrak ze hem in een opwelling.
Hij keek haar aan alsof ze volslagen gek was geworden en stopte met zijn tirade. ‘Wat? Nee. Nou ja, een klein beetje. Hoezo, werkt u nu ook nog voor de douane?’