Blauwe maan(92)
‘Nou en? Wat kan mij dat nou schelen?’ zeg ik in een goede imitatie van mijn zusje. ‘Mama zei dat ik vrienden mocht uitnodigen. Dus!’ Zodra ik mezelf hoor praten, krimp ik ineen. Wie is er nou het kind hier, zij of ik?
Ik schud mijn hoofd en weet dat het een loos dreigement is. Maar ik wil geen risico nemen. ‘Papa wil morgenochtend vroeg vertrekken, dus moet je op tijd gaan slapen. Anders ben je morgen weer chagrijnig en humeurig als je je bed uit komt. Trouwens, Brandon komt helemaal niet hierheen.’ Ik trek een grimas en hoop dat ze niet merkt dat ik lieg alsof het gedrukt staat.
‘O nee?’ Nu grijnst zij en haar ogen glinsteren als ze me aankijkt. ‘Waarom rijdt zijn jeep dan nou net de oprit op?’
Ik draai me half om, kijk uit het raam en dan weer naar haar. Woest sis ik: ‘Oké, dan. Kijk jij je programma maar. Ga je gang. Alsof mij dat wat kan schelen. Maar als je er nachtmerries van krijgt, dan moet je niet bij mij wezen.’
‘Toe nou, Ever, wat heb je toch?’ Brandons blik verandert in een fractie van een seconde van nieuwsgierig naar geërgerd. ‘Ik zit al een uur geduldig te wachten tot je zusje naar bed gaat, zodat we alleen zijn, en nou doe je opeens zo. Wat is er met jou?’
‘Niks,’ mompel ik. Ik kijk hem niet aan als ik mijn topje weer rechttrek. Vanuit mijn ooghoek werp ik een blik op hem als hij zijn hoofd schudt en zijn spijkerbroek weer dichtknoopt. Hé, ik heb hem niet gevraagd die knopen los te maken.
‘Dit is idioot,’ moppert hij, nog steeds hoofdschuddend, terwijl hij zijn riem vastmaakt. ‘Ik kom helemaal hiernaartoe rijden, je ouders zijn niet thuis en nou gedraag je je als een…’
‘Als een wat?’ fluister ik. Ik hoop bijna dat hij het zegt. Ik hoop dat hij in een paar woorden kan samenvatten hoe ik me voel. Want toen ik me eerder op de avond bedacht en hem een berichtje stuurde dat hij moest komen, hoopte ik eigenlijk dat alles daardoor weer normaal zou zijn. Maar zodra ik de deur opendeed, wilde ik hem het liefst weer dichtgooien. Al doe ik nog zo mijn best om erachter te komen wat het is, ik begrijp niet waarom ik me zo raar voel.
Als ik hem zo zie, dan snap ik ook wel dat ik mazzel heb. Hij is aardig, ziet er goed uit, is een voetballer, heeft een coole auto en is een van de populairste jongens in mijn jaar. En ik heb hem zo lang vanaf een afstandje leuk gevonden dat ik het niet kon geloven toen ik hoorde dat hij mij ook leuk vond. Maar nu is alles anders. Ik kan mezelf niet dwingen dingen te voelen die er niet zijn.
Ik haal diep adem en zucht. Zijn ogen priemen in mijn huid, maar ik speel met mijn armbandje. Ik draai het rond en rond en probeer me te herinneren hoe ik eraan kom. Ergens heel ver weggestopt in mijn herinnering zit iets… wat ik…
‘Laat maar zitten,’ zegt Brandon als hij opstaat om weg te gaan. ‘Maar ik meen het wel, Ever. Je moet eens beslissen wat je nou wilt, want dit…’
Ik staar hem aan en vraag me af of hij die zin durft af te maken. Niet dat het me erg veel kan schelen.
Hij zegt niets meer. Hij schudt alleen nog zijn hoofd en pakt zijn sleutels. ‘Ik hoor het wel. Veel plezier bij het meer.’
De deur valt achter hem dicht. Ik sta op en loop naar mijn vaders comfortabele stoel. Ik pak de sprei die mijn oma gemaakt heeft vlak voor ze stierf, prop hem vast onder mijn benen en trek hem omhoog tot aan mijn kin. Ik kan me herinneren dat ik Rachel vorige week nog vertelde dat ik overwoog met Brandon naar bed te gaan. Maar nu, nu krijg ik al koude rillingen bij de gedachte dat hij me aanraakt.
‘Ever?’
Ik doe mijn ogen weer open. Riley staat vlak voor me. Haar onderlip trilt en haar grote, blauwe ogen staren me verdrietig aan.
‘Is hij weg?’ Ze kijkt de kamer rond.
Ik knik. ‘
Kom je bij me zitten tot ik in slaap val?’ vraagt ze zachtjes en ze bijt op haar lip. Ze werpt me zo’n droevige blik toe met haar grote ogen dat ik geen nee kan zeggen.
‘Ik zei toch dat het te eng voor je was.’ Ik leg mijn hand op haar schouder en loop met haar mee de gang in. Ik stop haar zorgvuldig in en ga dan met mijn armen om haar heen liggen. Ik wens haar de mooiste dromen toe en veeg haar haren uit haar gezicht. ‘Je hoeft niet bang te zijn. Ga maar lekker slapen. Spoken bestaan niet.’
Zevenenveertig
‘Ever, ben je klaar? We moeten zo weg! Ik wil niet in de file terechtkomen!’
‘Ik kom eraan!’ roep ik, al ben ik nog lang niet klaar. Ik sta midden in mijn kamer en staar naar een verfrommeld papiertje dat ik net uit de zak in mijn spijkerbroek heb gevist. Ik heb geen idee hoe het daar terecht is gekomen en ik weet ook niet wat de tekst betekent, al herken ik mijn eigen handschrift. Er staat:
1. Ga niet terug voor het sweatshirt!