Blauwe maan(96)
Ik slik en denk terug aan Damens laatste woorden: ‘Je hebt me in de steek gelaten.’ Hij wist dat hij me niet had onderschat; hij wist precies welke keus ik zou maken.
‘En wat Ava betreft.’ Weer grijnst hij zijn karakteristieke, vileine grijns. ‘Je zult blij zijn te weten dat ik helemaal niets met haar gedaan heb. Je moet zo onderhand toch weten dat ik alleen maar interesse heb in jou,’ mompelt hij. Hij beweegt zo snel naar me toe dat ik niet eens kan knipperen met mijn ogen voor zijn gezicht een paar centimeter voor het mijne hangt. ‘Ava is helemaal uit zichzelf weggegaan. Om ons privacy te gunnen. En nu is het slechts een kwestie van…’ Hij kijkt op zijn horloge. ‘Nou ja, een paar seconden eigenlijk, voor jij en ik officieel samen kunnen zijn. Zonder al die schuldgevoelens die je zou hebben als dat eerder was gebeurd. Je weet wel, voor hij overleed. Niet dat ik me daardoor schuldig zou voelen, maar volgens mij ben jij wel zo’n type dat zichzelf ziet als integer en vol goede bedoelingen. Dat soort onzin. Als ik eerlijk moet zijn, is dat een beetje te sentimenteel naar mijn smaak. Maar daar kunnen we vast nog wel aan werken.’
In mijn hoofd zet ik zijn geluid uit. Ik concentreer me op mijn handelingen. Ik moet bedenken wat zijn zwakke plek is, zijn kryptoniet, zijn kwetsbaarste chakra. Hij blokkeert nog steeds mijn weg naar Damen, dus is er maar één mogelijkheid: dan ga ik maar door hem heen. Al moet ik wel voorzichtig zijn. Als ik ervoor ga, moet ik dat vlug en vastberaden doen, zonder waarschuwing en precies in de roos. Anders ga ik een gevecht aan dat ik niet kan winnen.
Hij tilt zijn hand naar mijn gezicht en streelt mijn wang. Ik geef hem zo’n harde dreun dat het geluid van brekende botten te horen is. Zijn gebroken vingers bungelen voor mijn gezicht.
‘Au.’ Hij grinnikt, schudt zijn hand en de vingers zijn weer heel en genezen. ‘Je bent nogal opvliegend, jij. Maar je weet toch dat ik dat alleen maar spannend vind?’ Ik rol met mijn ogen, maar voel dan zijn ijskoude adem op mijn gezicht. ‘Waarom blijf je je toch tegen mij verzetten, Ever? Waarom duw je me weg terwijl ik de enige ben die je nog hebt?’
‘Waarom doe je dit?’ Mijn maag draait zich om als ik zijn ogen donker en smaller zie worden – een volledig ontbreken van kleur en licht. ‘Wat heeft Damen jou ooit misdaan?’
Hij richt zijn hoofd op en kijkt me aan. ‘Dat is heel eenvoudig, schatje.’ Opeens verandert zijn stem en het Britse accent is verdwenen. Deze toon ken ik helemaal niet. ‘Hij heeft Drina vermoord. Dus maak ik hem dood. Dan staan we weer gelijk. Zo simpel is het.’
Als hij dat zegt, valt het kwartje. Opeens weet ik precies wat ik moet doen om met hem af te rekenen en door die deur te kunnen. Na het wie en het wat weet ik nu ook het waarom. Het ongrijpbare motief dat ik tot nu toe niet begreep. Het enige wat nu nog tussen mij en Damen in staat, is een stevige stomp tegen Romans navelchakra – het centrum van jaloezie, nijd en het irrationele verlangen alles te bezitten.
Een flinke, goed gemikte klap, en Roman is verleden tijd.
Maar voor ik dat doe, moet ik nog iets anders ophelderen. Dus kijk ik hem aan met een strakke blik en zonder aarzeling beken ik: ‘Maar Damen heeft Drina niet vermoord. Dat was ik.’
‘Leuk geprobeerd,’ zegt hij lachend. ‘Zielig, dat wel. Te sentimenteel, zoals ik al zei. Maar het levert je niets op. Je kunt Damen niet redden op die manier.’
‘En waarom niet? Als je zo graag gerechtigheid wilt – oog om oog en dat soort dingen – dan wil je toch wel weten dat ik haar gedood heb?’ Ik knik en ik klink vastberaden en dringend. ‘Ik heb die bitch uitgeschakeld.’ Ik zie hem wankelen – heel eventjes maar – maar het is voldoende. ‘Ze hing hier altijd maar rond, volledig geobsedeerd door Damen. Dat wist je vast wel, toch? Dat ze hem als een soort stalker overal volgde?’
Hij huivert. Hij ontkent noch bevestigt, maar die korte huivering is alles wat ik nodig heb. Ik weet dat ik een zere plek heb gevonden. ‘Ze wilde mij uit de weg ruimen, zodat ze Damen voor zichzelf had. Maandenlang heb ik geprobeerd haar te negeren in de hoop dat ze zou oprotten. Maar ze was zo dom om naar mijn huis te komen voor een confrontatie. En ja… nou ja… toen ze niet opgaf en op me afkwam, heb ik haar vermoord.’ Ik haal mijn schouders op en vertel het verhaal veel rustiger dan ik me destijds voelde. In elk geval laat ik mijn gebrek aan inzicht, mijn blunders en angsten achterwege in deze versie. ‘En het was ook zo eenvoudig.’ Ik glimlach en schud mijn hoofd alsof ik het voor me zie. ‘Serieus. Je had haar moeten zien. Het ene moment stond ze voor me met haar vlammend rode haren en witte huid en het volgende moment – poef! – ging ze in rook op. Damen was niet eens in de buurt tot alles voorbij was. Dus als iemand daarvoor verantwoordelijk is, dan ben ik dat. Niet hij.’