Reading Online Novel

Wat de doden weten(82)



‘En toch…’

‘Luister, ik snap waar je naartoe wilt. Maar ik weet hoe branden werken. Wil je dat van me aannemen? Een omgevallen asbak op een goedkoop katoenen kleedje. Als ze dat vuur had aangestoken, weet je dan wel hoe berekenend ze zou moeten zijn, hoe kalm? Het is natuurlijk makkelijk genoeg om een sigaret aan te steken en op het kleed te gooien, maar dan moet ze er zeker van zijn dat hij niet wakker wordt, nietwaar? Ze moet blijven staan terwijl het vuur op gang komt, wachten tot het een vuurzee is voordat ze belt. Als het vuur niet aanslaat kan ze niet nog een sigaret aansteken, want daar komen we achter. Nietwaar? Dan moet ze nog hopen dat de buren niets zien…’

‘Het was kerstavond. Hoeveel mensen waren er thuis?’

Tolliver ging aan die vraag voorbij. ‘Ik heb die vrouw ontmoet. Ze had echt niet het geduld om dat uit te stellen. De brandweermannen moesten haar tegenhouden zodat ze het huis niet in ging.’

Maar ze had wel bedacht dat ze niet de badkamer in moest gaan omdat de deurknop heet was, dacht Infante.

Alweer merkte Tolliver op wat Infante niet hardop zei. ‘Mensen kunnen tijdens een noodsituatie heel kalm en rustig blijven. Het instinct om jezelf te beschermen neemt het over. Ze had zichzelf gered, maar toen ze besefte dat hij nog binnen was, sloeg ze hele-maal door. Ik heb het telefoontje naar het alarmnummer teruggeluisterd. Ze was als de dood.’

‘Waar is ze nu?’

‘Ik weet het niet. Het huis is in beslag genomen, dus daar woont ze niet. Ze kan in de stad zijn, ze kan zijn vertrokken. Ze kan doen wat ze wil. Ze is vrij, blank en eenentwintig.’

Als Infante die kreet ooit van zijn leven had gehoord dan moest het in een film of een televisieprogramma zijn geweest, en zeker niet in een recente. Als het vandaag de dag op de werkvloer zou worden gezegd dan zou het het soort zorgeloze sentiment behel-zen dat resulteerde in eindeloze vergaderingen met de medewerkers van Personeelszaken. Maar Tolliver leek niet te beseffen dat zijn opmerking eigenlijk niet kon. En in alle eerlijkheid hadden Infantes eigen vader en ooms veel bewuster veel ergere dingen uitgekraamd.

Terwijl hij The Waffle House verliet, vroeg hij zich af wat Tony Dunham naar het zuiden had gebracht, waarom hij hier uiteindelijk was gaan wonen. Het weer zou genoeg reden zijn. En als vrachtwagenchauffeur leek het er niet op alsof de man bruiste van de ambitie. Dunham was geboren in de vroege jaren vijftig, dus hij had nog kunnen studeren als hij had gewild. En in de jaren zestig konden zelfs schoolverlaters een dikke boterham verdienen als je je maar bij een goede bond aansloot. Nancy's zoekactie wees uit dat Tony Dunham geen veteraan was, maar het was niet duidelijk of hij thuis had gewoond in de jaren dat de vermeende Heather Bethany had beweerd er te hebben gewoond. Ze had het over niemand anders in het huishouden gehad. En ze had ook niet veel informatie gegeven, afgezien van het adres en Stan Dunhams naam. Had ze gewild dat ze het verband tussen haar en Tony zouden vinden, of niet? En hoe paste Penelope Jackson in het plaatje?

Foto's logen niet. De vrouw uit Baltimore was Penelope niet, althans niet de Penelope van het rijbewijs. Maar wie was ze? Wat als Penelope Heather Bethany was, en deze vrouw niet alleen haar auto maar ook haar identiteit had gestolen? Waar was Penelope dan? Hij kon alleen maar hopen dat de bewoners van Reynolds Street de mysterieuze vrouw zouden herkennen en haar band met deze mensen kon verklaren.

De zuidelijke gastvrijheid bleef opvallend genoeg uit toen Infante terugkeerde naar Reynolds Street en vragen begon te stellen over Penelope Jackson en Tony Dunham. Toegegeven, de eerste man die hij was tegengekomen was bereidwillig genoeg geweest, maar hij sprak meer Spaans dan Engels en toen hij Infantes insigne zag hield hij onmiddellijk zijn mond. Toch bleef hij naar de kopie van Penelope Jacksons rijbewijs uit North-Carolina knikken en si, si, is mevrouw Penelope, zeggen, om daarna te schokschouderen bij de foto van de andere vrouw, zonder enig teken van herkenning. Een van de andere buren, die aan de oostkant van het huis woonde, een zware zwarte vrouw die minstens vijf of zes kinderen moest hebben, zuchtte diep alsof ze suggereerde dat ze al zoveel had gezien dat ze echt geen tijd had om nog meer te zien. ‘Ik bemoeide me met mijn zaken en zij bemoeiden zich met hun zaken,’ zei ze toen haar gevraagd werd of ze wist waar Penelope Jackson kon zijn.

Aan de andere kant van het blauwe huis was een oudere man bezig wat losse winterbladeren los te trekken van een streng bamboe boven de oprit. Hoewel hij eerst koud en kortaf deed, werd hij vriendelijker toen hij zich realiseerde dat hij met een officieel iemand te maken had

‘Ik vind het rot om te zeggen, maar ik heb liever een uitgebrand huis dan dat ik die twee weer terugkrijg,’ zei de man, Aaron Parrish. ‘Dat is niet aardig van me… En zo'N tragedie wenste ik ze natuurlijk niet toe. Maar het waren afschuwelijke mensen. O, wat een ruzies en geschreeuw. En….’ hij liet zijn stem zakken alsof hij op het punt stond om iet heel beschamends te vertellen. ‘En hij parkeerde zijn pick-up in de voortuin. Ik klaagde bij de huisbaas, maar hij zei dat ze hun huur netjes betaalden, en dat kon hij niet van de Mexicanen zeggen. Maar ik vind Mexicanen veel betere buren als je eenmaal het nodige over Amerika aan ze hebt uitgelegd.’