Wat de doden weten(78)
Wat kan het mij verdomme ook schelen, ik ga naar Barton Springs, dacht ze. Ze maakte een rare, illegale bocht naar links. Maar een blok later keerde ze terug naar haar oorspronkelijke route. De huizenmarkt in Austin begon in te storten. Ze kon zich niet permitteren om ook maar één klant te verliezen.
26
‘Jij denkt nog sneller dan de kassa,’ zei Randy, de manager van Swiss Colony.
‘Sorry?’
‘De nieuwe kassa rekent het wisselgeld voor je uit, doet al het denkwerk voor je. Maar daar doe je niets mee, merk ik. Je bent altijd een stap verder, Sylvia.’
‘Syl,’ zei ze, trekkend aan de mouwen van het Swiss-Miss-pakje dat ze moesten dragen, compleet met dirndl en pofmouwtjes. De meisjes hadden allemaal een hekel aan de laag uitgesneden halzen die hun borsten toonden als ze voorover leunden om kaas of worst uit de koelvitrine pakten. In de winter droegen ze coltruien onder hun jurkjes, maar nu april eraan kwam was het lastig om een coltrui te rechtvaardigen. ‘Het is Syl, niet Sylvia.’
‘Maar je kunt voor geen meter inpakken,’ zei hij. ‘Ik heb nog nooit eerder iemand zo verloren gezien met een rol plastic folie. En je doet niet je best om extra producten te verkopen. Als ze de zomerworst kopen dan moet je de mosterd prijzen. En als ze een klein cadeaumandje willen dan moet je een grotere laten zien.’
We krijgen daar helemaal geen commissie voca, wilde ze zeg-gen, maar ze wist dat dat het verkeerde antwoord was. Ze trok haar rechtermouw op, waarna haar linker omlaag zakte; trok haar linker weer op, waarna de rechter afzakte. Prima, laat Randy maar naar haar schouder kijken.
‘Heb je deze baan niet nodig, Sylvia?’
‘Syl,’ zei ze. ‘Het is een afkorting van Priscilla, niet van Sylvia.’ Ze probeerde zich de naam eigen te maken. Ze was nu Priscilla Browne, tweeëntwintig jaar volgens de papieren die ze bij zich droeg: een geboorteakte, een sofinummer en een ID-kaart, maar geen rijbewijs.
‘Je bent wel een beetje verwend, of niet soms?’
‘Sorry?’
‘Je had niet echt veel werkervaring. Je zei dat je toen je op de middelbare school zat niet mocht werken en nu studeer je, aan…?’ – hij wierp een blik op het papier dat hij voor zich had – ‘aan Fairfax Community College? Een vaderskindje, nietwaar?’
‘Wat?’
‘Hij gaf je flink wat kleedgeld, je hoefde niet te werken. Hij verwendde je rot.’
‘Ik geloof het ja.’ O ja, rót was ze zeker.
‘Nou, het gaat allemaal wat minder met de zaken. Het gaat al sinds kerst wat minder, zo je weet. Dus ik moet de boel een beetje uitdunnen…’
Hij keek haar vol verwachting aan, een van de momenten waar ze bang voor was. Sinds ze gedwongen was voor zichzelf te zorgen, was ze keer op keer in deze situatie terechtgekomen, proberend te converseren in het dialect van ‘normale’ mensen. De woorden waren soortgelijk aan die uit de taal die ze kende, maar het kostte haar moeite om de betekenis in te vullen. Als iemand een zin niet afmaakte en van haar verwachtte om de rest in te vullen dan was ze bang dat haar antwoord zo ver uit de buurt zou zitten dat ze automatisch als verdacht zou worden gezien. Op dit moment zou ze bijvoorbeeld willen invullen: ’… dus we gaan een lijn met vetarme producten in het assortiment opnemen.’ Maar dat was duidelijk niet wat Randy bedoelde als hij het over ‘uitdunnen’ had. Hij bedoelde… O shit, ze werd ontslagen. Alweer.
‘Je bent geen mensenmens,’ zei hij. ‘Je bent slim, maar je hoort niet thuis in de verkoop.’
‘Ik wist niet dat ik in de verkoop zát,’ zei ze. Haar ogen begonnen zich te vullen.
‘Je bent een verkoopmeisje,’ zei hij. ‘Dat is je functieomschrijving: verkoopmeisje.’
‘Ik zou beter mijn best kunnen doen, met verkopen en inpak-ken. Ik zou…’ Ze keek vanonder haar natte wimpers naar Randy op en staakte haar pleidooi. Hij was niet het soort persoon dat ze kon ompraten. Wat dat betreft was haar instinct feilloos. ‘Is het per vandaag? Of moet ik de rest van de ingeroosterde uren nog werken?’
‘Dat laat ik aan jou over,’ zei hij. ‘Als je je laatste vier uur wilt werken, dan doe je maar. Als je ze niet werkt, krijg je ze ook niet uitbetaald.’
Een fractie van een seconde overwoog ze het uniform uit te trekken en weg te lopen in haar ondergoed. Dit had ze een actrice ooit eens zien doen in een film en dat had uitstekend gewerkt. Maar er was hier niemand om haar bevrijding toe te juichen. Rond deze tijd was het winkelcentrum leeg, wat een deel van het probleem was. Zelfs een plichtsgetrouw, enthousiast verkoopmeisje kon geen kaas verkopen aan mensen die er niet waren. Er moest iemand van het personeel worden ontslagen en zij was de aangewezen persoon: de laatste die was aangenomen, de minst competente, meest chagrijnige verkoopster. Ze deed geen moeite om extra producten te voorkopen. Ze probeerde mensen eerder te ontmoedigen om bepaalde aankopen te doen, vooral de kazen die het meest stonken, want die kon ze nauwelijks inpakken zonder braakneigingen.