Reading Online Novel

Voor altijd de baas(8)



Natuurlijk, Mr. McBride, dacht hij woedend. Alsof er niets was veranderd, alsof ze niet veel te laat was geweest, alsof ze niet direct tegen zijn orders was ingegaan door uit te gaan met een vent die slechts één doel voor ogen had…

Vermoeid sloot Jake zijn ogen. ‘Verrek,’ zei hij nogmaals, nu eerder mismoedig dan boos.

Natuurlijk had Emily gelijk. Wat zij buiten kantoortijd deed, was haar zaak. Zolang ze haar werk naar behoren deed, maakte het hem toch zeker niets uit wat ze deed in haar vrije tijd, en met wie? Absoluut niets.

Hij vroeg zich gewoon af of ze een leuke avond had gehad. Dat was heel begrijpelijk. Ze waren vrienden. Oké, geen vrienden. Ze hadden een werkrelatie. Daarbij had hij haar aan Archer voorgesteld.

Misschien moest hij het haar gewoon vragen. Dat zou ze heus niet gek vinden.

Emily, kon hij zeggen, was het gezellig gisteravond? Waar heeft Archer je mee naar toe genomen? Heeft hij je thuisgebracht? Heb je hem nog binnen gevraagd? Hoe laat ging hij weg? Hij ging toch wel weg, neem ik aan?

In een getergd gebaar wreef hij met zijn handen over zijn gezicht.

Als haar privéleven je niets aangaat, waarom denk je er dan in ’s hemelsnaam over na, man? Je lijkt wel gestoord!

Die knul van de post had trouwens wel gelijk. Ze had inderdaad leuke ogen.

Er begon een spiertje te kloppen in zijn kaak. Had Archer soms ook gelijk gehad? Had ze fantastische benen? Hij had geen idee, want die jas had alleen haar enkels vrijgelaten, en in het verleden had hij nooit op haar benen gelet. Waarom zou hij ook? Ze was zijn PA. Correctie: ze was zijn DA. Een efficiënte goedbetaalde werkneemster. Haar uiterlijk was onbelangrijk.

Ze was een rustige kleine mus.

Zijn kleine mus.

Nadat hij zijn agenda een zwieper had gegeven, draaide hij zijn stoel naar het raam zodat hij nijdig naar de sneeuw kon staren. Hij wist dat het dwaas was hier doelloos te zitten zieken, maar toch was dat het enige waarvoor hij in de stemming was.

En dat was puur en alleen Emily’s schuld.



Emily klopte haar jas energiek uit voor ze hem ophing in de kast. Daarna ging ze achter haar bureau zitten, rukkend aan haar linkerlaars, terwijl ze zichzelf voorhield dat het geen zin had boos te zijn.

Toch was ze dat, en dat was McBrides schuld.

Meneer was wel in een zonnig humeur, zeg. Zou hij soms een aanvaring hebben gehad met het leeghoofd, dat hem nog eens wilde vertellen hoe geweldig hij wel was?

‘Oen,’ schold ze binnensmonds, terwijl ze nogmaals een woeste ruk aan de recalcitrante laars gaf.

Of zou hij nog gepikeerd zijn vanwege gisteravond? Ze was gegaan omdat McBride niet moest denken dat hij haar de wet kon voorschrijven, en dat had ze geweten. De avond was een ramp geweest. Een regelrechte ramp. Mr. Peter bof-jij-even-dat-je-bij-me-bent Archer was zo vol van zichzelf, dat het een wonder was dat er nog plaats voor haar over was geweest aan het al te knusse tafeltje in het restaurant dat hij had uitgekozen.

Afgrijselijk, dat was het enige woord ervoor, dacht ze vol walging. Het feit dat hij wijn bestelde, ook al had ze daar beleefd voor bedankt. Zijn gehijg in haar nek toen hij iets te ver voorover had geleund. Het hapje van zijn maaltijd dat hij haar voorhield. Jakkes. Alsof ze die vork in haar mond zou nemen nadat hij in de zijne was geweest. Om nog maar te zwijgen over al die slappe dubbelzinnige toespelingen van hem die zij zogenaamd niet begreep!

Ze gaf nogmaals een nijdige ruk aan haar laars.

En deze vent, hielp ze zichzelf grimmig herinneren, deze… deze menselijke octopus, was McBrides vriend. Zijn oudste dierbaarste vriend.

Daar ging haar theorie dat haar baas een aardige vent was, zij het dan wat traag van begrip. Aardige kerels hadden geen boezemvrienden zoals Peter Archer.

Stomme laars! Waarom wilde dat ding niet uit?

Hoe waagde McBride het trouwens zijn woede op haar af te reageren! Het lef! Omdat ze een kwartiertje te laat was geweest. Al die keren dat ze veel te vroeg was gekomen had hij er ook niets over gezegd!

Waarom zou hij ook? Hij zag haar als zijn eigendom, vond het heel gewoon dat ze hier altijd was om hem op zijn wenken te bedienen.

‘Keizer McBride,’ prevelde ze nijdig, rukkend aan de laars. Verdraaid, waarom zat dat ding zo muurvast?

‘Heb je een probleem, Emily?’

Met een ruk schoot ze overeind. McBride stond bij de deur naar haar te kijken, zijn armen gekruist voor zijn borst en een van zijn donkere wenkbrauwen geamuseerd opgetrokken.

‘Geen enkel probleem, sir,’ antwoordde ze beslist.

Ja, vast. Ze had met een hoofd als een biet aan haar laars zitten trekken. Een paar lokken haar waren uit de klem in haar nek ontsnapt en krulden nu rond haar oren. Emily had krullend haar? Dat was hem nooit eerder opgevallen.

Fronsend beende hij naar haar toe. ‘Ik help je wel even een handje.’

‘Dat is echt niet nodig. Ik kan –’