Reading Online Novel

Verslaafd aan jou(125)





Ik had dinsdag voor mijn werk een zwarte zijden blouse met lange mouwen en een broek aangetrokken omdat ik afstand wilde scheppen tussen mezelf en de rest van de wereld. Gideon pakte in de keuken mijn hoofd vast en streelde met een hartverscheurende tederheid met zijn lippen over mijn mond. Hij was er nog niet helemaal overheen.

    ‘Lunch?’ vroeg ik, omdat ik vond dat we de band tussen ons moesten bevestigen.

    ‘Ik heb al een zakenlunch.’ Hij streek door mijn loshangende haar. ‘Ga je mee? Angus zet je weer op tijd af voor je werk.’

    ‘Ja, leuk.’ Ik dacht aan zijn agenda voor de komende avonden die hij naar mijn smartphone door had gestuurd, de ene meeting en afspraak na de andere. ‘En morgen hebben we toch dat lief­dadigheidsetentje in het Waldorf-Astoria?’

    Hij keek me liefdevol aan. In zijn werkkleding zag hij er zwaarmoedig maar toch beheerst uit. Ik wist wel beter.

    ‘Je geeft het niet op, hè?’ vroeg hij stilletjes.

    Ik stak mijn rechterhand op om hem de ring te laten zien. ‘Je zit aan me vast, Cross. Wen er maar aan.’

    In de auto, onderweg naar het werk, trok hij me op zijn schoot en dat deed hij ook toen we voor de lunch naar Jean Georges reden. Tijdens het eten, dat Gideon voor me bestelde en dat heerlijk was, zei ik niet meer dan een stuk of tien woorden.

    Ik zat rustig naast hem, mijn linkerhand onder het tafellaken op zijn gespierde dij; mijn manier om duidelijk te maken dat ik bij hem hoorde. Dat wij bij elkaar hoorden. Hij had zijn hand over die van mij gelegd, warm en sterk, terwijl hij een nieuw pand besprak dat aan St. Croix in aanbouw was. We hielden elkaar tijdens de hele maaltijd vast, we aten liever met maar één hand dan elkaar los te laten.

    In de loop van de dag raakten wij allebei de bittere nasmaak van de avond ervoor kwijt. Het zou het zoveelste litteken voor hem worden, de zoveelste nare herinnering die hem altijd bij zou blijven, een herinnering die ik met hem deelde en die ons angst aanjoeg, maar die verder geen macht over ons had. Want dat zouden we niet toestaan.



Angus stond na mijn werk klaar om me naar huis te rijden. ­Gideon zou nog even doorwerken en daarna meteen doorgaan naar Dr. Petersen. Ik gebruikte het ritje om mezelf voor te bereiden op de volgende les van Parker. Ik had erover gedacht om niet te gaan, maar vond het toch belangrijk om me aan de afspraak te houden. Mijn leven was al behoorlijk ongeordend, dus de weinige dingen die regelmaat brachten, wilde ik wel behouden.

    Na anderhalf uur grondoefeningen en elkaar aantikken in Parkers sportschool, was ik blij toen Clancy me thuis afzette. Ik was ook trots dat ik toch was gegaan, terwijl ik er eigenlijk geen zin in had gehad.

    In de hal zag ik Trey bij de balie staan.

    ‘Hoi,’ zei ik. ‘Ga je mee naar boven?’

    Hij keek me met zijn bruine ogen vriendelijk aan en glimlachte vrolijk. Trey had iets liefs, hij was op een eerlijke manier naïef, wat wel heel anders was dan de vorige partners die Cary had gehad. Of misschien zou ik moeten zeggen dat Trey ‘normaal’ was, wat voor de meeste mensen in Cary’s en mijn leven niet opging.

    ‘Cary is er niet,’ zei hij. ‘Ze hebben net voor me gebeld.’

    ‘Kom gerust met me mee, dan kun je boven op hem wachten. Ik ga toch niet meer weg.’

    ‘Nou, als je het echt niet erg vindt.’ Hij liep met me mee en ik zwaaide naar het meisje bij de balie en zette koers naar de liften. ‘Ik heb iets voor hem.’

    ‘Natuurlijk vind ik het niet erg,’ verzekerde ik hem en ik glimlachte hem toe.

    Hij nam mijn joggingbroek en hemdje in zich op. ‘Heb je net gesport?’

    ‘Ja, hoewel ik eerlijk gezegd liever iets anders had gedaan.’

    Hij lachte en we liepen de lift in. ‘Ik ken dat.’

    Terwijl we naar boven gingen, bleef het stil. Het was een geladen stilte.

    ‘Gaat het goed verder?’ vroeg ik hem.

    ‘Nou...’ Trey verstelde de riem van zijn rugzak. ‘Cary is al een paar dagen zichzelf niet.’

    ‘O?’ Ik beet op mijn lip. ‘Hoe dat zo?’

    ‘Ja, dat weet ik niet precies. Ik kan er mijn vinger niet op leggen. Maar ik krijg de indruk dat er iets mis is, alleen weet ik niet wat.’

    Ik dacht aan de blondine en kromp ineen. ‘Misschien maakt hij zich druk over de Grey Isles-opdracht en wil hij jou daar niet mee belasten. Hij weet best dat jij al genoeg aan je hoofd hebt met je werk en studie.’