Reading Online Novel

Verslaafd aan jou(121)



    ‘Nu zul je weten hoe het voelt.’

    Ik bleef doodstil liggen. Ik kende de stem. Die was niet van Nathan.

    Het was geen droom. Het was nog steeds een nachtmerrie.

    O nee. Knipperend met mijn ogen wilde ik wanhopig graag in het donker iets zien. Het bloed bulderde in mijn oren. Ik kon niets horen.

    Maar ik herkende zijn geur. Herkende zijn aanraking, hoe ruw ook. Herkende het gevoel van zijn lichaam op dat van mij, ook al wilde hij zich aan me vergrijpen.

    Gideons erectie stootte tegen mijn lies. In paniek kwam ik met alle macht omhoog. Zijn hand gleed van mijn mond.

    Ik haalde diep adem en schreeuwde.

    Zijn borst ging op en neer en hij gromde: ‘Het is allemaal wel wat minder leuk als jij degene bent die wordt geneukt, hè?’

    ‘Crossfire,’ bracht ik naar adem snakkend uit.

    De deur vloog open en het licht dat van de hal kwam verblindde me. Meteen daarna werd Gideon godzijdank van me af getrokken. Ik draaide me op mijn zij en snikte het uit. Vervormd door de tranen zag ik dat Cary Gideon door de kamer tegen de muur aan smakte waarbij het dunne tussenwandje een deuk opliep.

    ‘Eva! Gaat het?’ Cary knipte het lampje op het nachtkastje aan en vloekte toen hij zag dat ik mezelf in foetuspositie heen een weer wiegde.

    Toen Gideon rechtop ging staan draaide Cary zich woedend naar hem om. ‘Als je verdomme ook maar een voet verzet voordat de politie hier is sla ik je helemaal verrot!’

    Ik slikte moeizaam door mijn zere keel en kwam overeind. Ik keek Gideon aan en zag de slaap uit zijn ogen verdwijnen om plaats te maken voor het besef dat er iets vreselijk mis was.

    ‘Droom,’ wist ik met moeite uit te brengen en ik hield Cary tegen die net de telefoon wilde pakken. ‘Hij d-droomt.’

    Cary wierp een vluchtige blik op Gideon, die naakt als een wild dier op de grond zat gehurkt. Cary liet zijn arm langs zijn zij vallen. ‘Jezus,’ verzuchtte hij. ‘En ik dacht nog wel dat ik verknipt was.’

    Ik schoof van het bed af, ziek van angst stond ik te trillen op mijn benen. Mijn knieën knikten en Cary wist me nog net op tijd op te vangen. Hij liet zich samen met mij op de grond zakken en hield me stevig vast terwijl ik in snikken uitbarstte.



‘Ik slaap op de bank.’ Cary haalde een hand door zijn haar en stond tegen de muur in de gang aan. De deur van mijn slaap­kamer stond open en Gideon zat wit weggetrokken op mijn bed. ‘Ik haal voor hem ook wel beddengoed en een kussen. Het lijkt me beter dat hij nu niet in zijn eentje naar huis gaat. Hij zit er helemaal doorheen.’

    ‘Dank je, Cary.’ Hij drukte me iets steviger tegen zich aan. ‘Is Tatiana er nog?’

    ‘Nee, natuurlijk niet, we neuken alleen maar.’

    ‘Hoe zit het met Trey?’ vroeg ik stilletjes, terwijl ik alweer aan Gideon moest denken.

    ‘Ik hou van Trey. Jullie tweeën zijn de beste mensen die ik ken.’ Hij boog zich naar voren en kuste me op het voorhoofd. ‘Maar wat niet weet wat niet deert. Dus maak je er nou maar niet druk over en laat mij nou maar voor jou zorgen.’

    Ik keek hem in tranen aan. ‘Ik weet het gewoon niet meer.’

    Cary zuchtte, zijn groene ogen somber en serieus. ‘Je moet eens nagaan of je dit allemaal wel aankunt, meis. Sommige mensen kunnen nu eenmaal niet beter worden. Kijk maar naar mij. Ik heb een fantastische vent en ik doe het met een meid die ik niet kan uitstaan.’

    ‘Cary...’ Ik legde mijn hand op zijn schouder.

    Hij pakte hem en gaf er een kneepje in. ‘Als je me nodig hebt, dan weet je waar ik ben.’

    Gideon ritste net zijn plunjezak dicht toen ik de slaapkamer weer in liep. Hij keek me aan en de angst sloeg me om het hart. Niet voor mij, maar voor hem. Ik had nog nooit iemand gezien die er zo verloren en kapot uitzag. De lege blik in zijn schitterende ogen beangstigde me. Er zat geen leven in. Hij zag grauw en zijn adembenemende gezicht zag er afgepeigerd uit.

    ‘Wat doe je?’ fluisterde ik.

    Hij deed een stap naar achteren alsof hij zo ver mogelijk bij me uit de buurt wilde blijven. ‘Ik ga weg.’

    Het baarde me zorgen dat ik bij de gedachte alleen te zijn opluchting voelde. ‘We hadden afgesproken dat we elkaar niet in de steek zouden laten.’

    ‘Maar toen had ik je nog niet belaagd!’ viel hij uit, eindelijk weer eens wat pit tonend.