Verlossing(109)
‘Het toont wel heel duidelijk aan dat zijn vader niet goed op hem lette. Heroïnegebruik is toch niet zo heel makkelijk verborgen te houden,’ zei Birgitte bits. Halvor merkte dat de psycholoog in haar, die gewoonlijk door de bureaucratie van het ministerie van Gezondheid werd ingetoomd, begon te ontwaken.
‘Precies,’ zei Kåre, en hij knikte. ‘Een paar dagen nadat zijn vader verklaart dat hij hem zal laten opnemen in het afkickcollectief Tyrili loopt de jongen weg. Hij gaat bij een veel oudere vriend wonen. Omdat Ole Jakob minderjarig is, wordt hij elke keer dat hij met de politie in aanraking is gekomen naar huis gebracht, dus zijn vader ziet hem tot zijn achttiende sporadisch. Dan is het afgelopen. Totdat hij hem min of meer ontvoert en meeneemt naar Kavlingen, ziet de vader zijn zoon maar twee keer. Beide keren op straat, en een van die keren in verband met een overdosis in het Slottspark. Daarna hebben we twee bronnen: het dagboek van de vader, dat ik onder het dak van het oude huis op het eiland heb gevonden, en wat Ole Jakob zelf vertelt.’
‘Hoe kon hij zijn zoon in vredesnaam ontvoeren?’ vroeg Halvor.
‘Ontvoeren is eigenlijk het verkeerde woord. Hij koopt een paar gram heroïne en zegt tegen zijn zoon dat hij vaste leveranties krijgt, maar dan moet hij wel met hem mee naar Helgeland om iets te zien wat belangrijk was voor zijn moeder. Ole Jakob haat zijn vader wel, maar de combinatie van gratis heroïne en de zinspeling op zijn moeder maakt dat hij toch meegaat. Zijn vader heeft de zaken grondig voorbereid: hij heeft een boot gekocht en eten voor een jaar, hij heeft een schuilplaats voor de boot gemaakt en hij heeft een bed met stroppen klaarstaan om te gebruiken terwijl zijn zoon afkickt. De zoon heeft geen schijn van kans om ervandoor te gaan; het dichtstbijzijnde eiland is vanaf Kavlingen amper te zien, en ook dat is onbewoond.’
‘Dat lijkt me een recept voor een inferno,’ zei Birgitte. ‘Iemand die jou haat aan een dwangbehandeling onderwerpen – dat kan toch alleen maar meer haat voortbrengen.’
‘En het is een perfect motief voor moord,’ voegde Halvor eraan toe.
‘Vast en zeker, en in het begin fantaseert Ole Jakob ook voortdurend over het vermoorden van zijn vader. Maar volgens hem verdwijnen die gevoelens langzaam maar zeker. Het duurt wel een tijdje voordat ze echt met elkaar gaan praten, maar intussen beginnen ze een stenen huis te bouwen aan de andere kant van het eiland. Ze hebben wel geen van beiden enig idee wat ze met dat huis moeten gaan doen…’
‘… maar het belangrijkste was dat ze samen iets tot stand brachten,’ maakte Birgitte de zin af. ‘De symboliek kan bijna niet duidelijker.’
Kåre knikte. ‘Hoe het ook zij, ze beginnen na verloop van tijd ook goed te praten en ontwikkelen een zeker begrip voor elkaar. Ruim twee maanden nadat ze naar het eiland zijn gekomen, ontdekt Ole Jakob de plek waar zijn vaders boot verstopt ligt, maar verbazend genoeg gaat hij er niet vandoor. Hij blijft daar liever, bij zijn vader.’
‘Dat is inderdaad verbazend, daar ben ik het helemaal mee eens. Zo’n afloop had ik niet verwacht,’ zei Birgitte.
‘Dan gebeurt er iets fataals: Ole Jakob vindt een dosis heroïne die zijn vader domweg vergeten is weg te gooien, zet die met een oude, smerige spuit en gaat na maanden onthouding bijna dood aan een overdosis. Zijn vader redt hem, maar ongelukkig genoeg raakt de prikwond geïnfecteerd. Het gaat steeds slechter met de zoon en tussen kerst en oud en nieuw beseft de vader dat hij hem mee moet nemen naar een dokter op Vega. Ole Jakob moet op zijn vader steunen als ze over de ijsplakken op de rotsen lopen, en dan gebeurt het.’
Kåre laste een pauze in, die hij gebruikte om een grote slok Faustino VII te nemen. ‘Ze glijden allebei van de rand van een bijna vier meter hoge afgrond op de stenen waarop we ons skelet hebben gevonden. De vader weet zich vreemd genoeg zo te draaien dat hij onder zijn zoon terechtkomt en daardoor diens val breekt. Helaas klapt zijn vaders hoofd pal op een van de heel weinige messcherpe stenen op het eiland.’
‘Dus hij sterft als een held,’ zei Halvor.
Kåre knikte.
‘Maar je zei toch dat het moordwapen niet te vinden was? Waar is die steen in vredesnaam gebleven?’
‘Die heeft de zoon in zijn rugzak gestopt.’
‘Waarom dat?’
‘Waarschijnlijk gedeeltelijk ten gevolge van de enorme schok, gedeeltelijk ten gevolge van de hoge koorts en gedeeltelijk omdat hij iets wilde bewaren ter herinnering aan zijn vader. Hoe dan ook, hij heeft de rugzak en de steen nog, en die hebben we allebei gevonden. De steen is weliswaar nog niet onderzocht door het Forensisch, maar ik ben er tamelijk zeker van dat die zal passen in het gat in de schedel.’