Verbroken(8)
‘Frank?’
Een van de wielen schampte de rand van de weg. Frank gaf een ruk aan het stuur. Lena klampte zich aan het dashboard vast. Ze hoedde zich ervoor iets over zijn rijstijl te zeggen. Frank was niet het soort man dat zich liet corrigeren, vooral niet door een vrouw. En al helemaal niet door Lena.
‘Merkwaardig zelfmoordbriefje,’ zei ze. ‘Ook al zou het een nepzelfmoord zijn.’
‘Kort en krachtig.’ Met één hand aan het stuur zocht Frank in zijn jaszak. Hij schoof zijn leesbril op zijn neus en keek naar de uitgelopen inkt. ‘Ze heeft haar naam er niet onder gezet.’
Lena hield de weg in de gaten. Hij reed weer over de witte streep. ‘Nee.’
Frank keek op en stuurde de auto naar het midden van de weg. ‘Is dit volgens jou een vrouwenhandschrift?’
Die mogelijkheid was nog niet bij Lena opgekomen. Ze bestudeerde het regeltje, dat was geschreven met ruime, ronde letters. ‘Het is een net handschrift, maar ik zou niet kunnen zeggen of het van een man of een vrouw is. We zouden er een handschriftkundige bij kunnen halen. Allison is studente, dus waarschijnlijk zijn er collegeaantekeningen of essays en tentamens. We vinden vast iets waarmee we het kunnen vergelijken.’
Frank ging niet op haar suggesties in. In plaats daarvan zei hij: ‘Ik weet nog dat mijn dochter zo oud was.’ Hij kuchte een paar keer. ‘Ze tekende altijd een rondje op de “i” in plaats van een stip te zetten. Ik vraag me af of ze dat nog steeds doet.’
Lena zweeg. Haar hele loopbaan werkte ze al met Frank samen, maar van zijn privéleven wist ze niet meer dan de rest van de stad. Hij had twee kinderen bij zijn eerste vrouw, maar dat was een hele rits vrouwen geleden. Ze waren allemaal uit de stad vertrokken. Kennelijk had hij met niemand meer contact. Frank bracht het onderwerp familie nooit ter sprake, en op dat moment had Lena het te koud en was ze te opgefokt om erover te beginnen.
Ze bracht het gesprek weer op de zaak. ‘Iemand heeft Allison met een mes in haar nek gestoken, haar aan een stel betonblokken vastgeketend en in het meer gegooid, waarna hij besloot het op zelfmoord te doen lijken. Het zoveelste criminele meesterbrein,’ voegde ze eraan toe, hoofdschuddend om zoveel domheid.
Frank snoof instemmend. Ze zag dat hij met zijn aandacht elders was. Hij nam zijn bril af en tuurde naar de weg vóór hen.
‘Wat is er?’ vroeg Lena onwillekeurig.
‘Niks.’
‘Hoeveel jaar zit ik nou al bij je in de auto, Frank?’
Weer bromde hij iets, maar toch liet hij zich vermurwen. ‘De burgemeester zit me in mijn nek te hijgen.’
Er schoot een brok in Lena’s keel. Clem Waters, burgemeester van Heartsdale, probeerde al geruime tijd Franks baan als waarnemend commissaris in een vaste aanstelling om te zetten.
‘Ik heb er eigenlijk geen zin in,’ zei Frank, ‘maar er staat niemand te trappelen om het van me over te nemen.’
‘Nee,’ beaamde Lena. Niemand wilde die baan, vooral omdat niemand in de verste verte de man zou kunnen evenaren die de functie voor het laatst had bekleed.
‘De voorwaarden zijn goed,’ zei Frank. ‘Mooi pensioenplaatje. Betere ziekteverzekering en andere regelingen.’
Ze slikte iets weg. ‘Dat klinkt goed, Frank. Jeffrey zou willen dat je het deed.’